Uitspraak
5.De bestreden beschikkingen
- € 43.163,- uit hoofde van art. 17 van de huwelijkse voorwaarden (finaal verrekenbeding), welk bedrag nog dient te worden gecorrigeerd met de Prijsindex Bestaande Koopwoningen (regio Oost, type vrijstaande woningen) vanaf 12 november 2008 tot 13 december 2013;
- € 35.140,- uit hoofde van art. 7 van de huwelijkse voorwaarden (vergoedingsrecht);
6.Het (verdere) verloop van het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door mr. De Man;
- de man, bijgestaan door mr. Giebels.
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 3 februari 2017;
- de ter zitting door de advocaat van de vrouw overgelegde pleitnotitie.
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 28 februari 2017;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 1 maart 2017;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 1 maart 2017;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 9 maart 2017.
7.De beoordeling
- de goederen die door partijen ten huwelijk zijn aangebracht;
- de goederen die door de echtgenoten krachtens erfrecht of schenking zijn of zullen worden verkregen alsmede de op die verkrijgingen drukkende schulden en dc wegens die verkrijgingen geheven belastingen, zoals successie-, schenkings- en overgangsrecht;
- al hetgeen in de jaarlijkse verrekening is betrokken;
- de opbrengst van goederen die van de verrekening zijn uitgesloten;
- al hetgeen tot (de waarde van) het ondernemingsvermogen van een van beide partijen hoort alsmede hetgeen bij een staking van de onderneming daarvoor in de plaats is gekomen alsmede de waarde van de aandelen in de rechtspersoon waarvan zulk een onderneming rechtstreeks dan wel middellijk deel uitmaakt;
- de waarde van aandelen in een besloten vennootschap of andere rechtspersoon gehouden
man– samengevat – aan dat het volledige perceel waarop de woning is gebouwd een agrarische bestemming heeft. Om dicht bij zijn landbouwbedrijf woonachtig te zijn, heeft de man indertijd een vergunning bij de gemeente aangevraagd om een bedrijfswoning te bouwen op het perceel van de onderneming. De vrouw is bij deze procedure betrokken geweest en is er altijd mee bekend geweest dat de woning een bedrijfswoning betreft. Om die reden was er geen aanleiding om expliciet in de huwelijkse voorwaarden op te nemen dat de woning tegen de agrarische waarde getaxeerd dient te worden bij een eventuele echtscheiding. Nu het een bedrijfswoning betreft, wordt de waarde in het economisch verkeer overeenkomstig de bestemming vastgesteld, zodat volgens de man de waarde in het economisch verkeer gelijk is aan de agrarische waarde. De woning moet derhalve worden gewaardeerd als bedrijfswoning behorend tot een agrarisch bedrijf (aldus ook de brief aan de rechtbank van 19 januari 2015, deel uitmakende van zijn beroepschrift met zaaknummer 200.191.788/01).
vrouwheeft hiertegen verweer gevoerd. Uit art. 17 lid 8 sub b van de huwelijkse voorwaarden volgt absoluut niet dat het gaat om een agrarische woning. Er staat duidelijk dat onder overwaarde wordt verstaan, de waarde in het economisch verkeer minus de op dit registergoed betrekking hebbende geldschulden. De woning van partijen is nieuw gebouwd als eigen privéwoning. Deze is zodanig gesitueerd, dat deze los van het bedrijf kan functioneren. Partijen hebben bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden de woning dan ook uitdrukkelijk als privéwoning beschouwd die volstrekt los stond van het bedrijf. Daarom is de waarderingsmaatstaf voor de woning de waarde hiervan in het economisch verkeer en niet de agrarische waarde. Ook mondeling is nimmer over een andere kwalificatie gesproken, ook niet in overleg met de notaris bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden. De grond waarop het huis staat heeft ook een apart privé sectienummer / perceel.
hofoverweegt als volgt.
- in art. 17 lid 8 sub b verwezen wordt naar de Prijs index Bestaande Koopwoningen (regio Oost, type vrijstaande woningen), zonder dat daarbij is vermeld dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat het in casu zou gaan om een bedrijfswoning behorende tot een agrarisch bedrijf;
- in art. 17 lid 8 sub b alleen gesproken wordt over “de waarde in het economisch verkeer van de woning met ondergrond, tuin etcetera”, zonder dat melding gemaakt wordt van de aanwezigheid van de loods;
- partijen ter zitting in hoger beroep hebben verklaard dat er sprake is van twee aparte hypothecaire geldleningen: een met betrekking tot de woning en een ten aanzien van de loods;
- partijen – zoals ter zitting in hoger beroep is gebleken – het eens zijn over het verloop van de zijgrens tussen het perceel waarop de woning staat en het perceel waarop de loods van het boerenbedrijf staat;
manhet volgende aan.
vrouwheeft hiertegen verweer gevoerd. Uitsluitend de op de woning rustende hypotheek dient in mindering op de waarde van de woning te worden gebracht. Het gaat niet aan om indirect nog allerlei andere bedragen hierop in mindering te brengen. De saldi van de Opmaatverzekering en de Opbouwspaarrekening dienen bij helfte tussen partijen te worden verdeeld en aan ieder van partijen te worden uitgekeerd. De Rabobank gaat hier ook van uit. Dat een en ander nog niet is uitgevoerd, is te wijten aan de weigering tot medewerking door de man.
hofoverweegt als volgt.
manhet volgende aan.
vrouwheeft hiertegen verweer gevoerd en stelt dat de rechtbank op dit punt juist heeft geoordeeld.
hofoverweegt als volgt.
vrouw(in de zaak met zaaknummer 200.191.794/01) betreffen de beslissing van de rechtbank (in rov. 2.53) dat de vrouw dient te voldoen de helft van de op 13 december 2013 aanwezige saldi op háár rekening:
manheeft hiertegen verweer gevoerd. De saldi van de rekeningen en de obligaties van de man behoren tot het ondernemingsvermogen van de man. Bovendien is een deel van de saldi afkomstig van schenkingen die uit hoofde van de huwelijkse voorwaarden buiten de verrekening dienen te worden gehouden.
hofoverweegt als volgt.
man(in de zaak met zaaknummer 200.165.931/01) houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft afgewezen het verzoek van de man om een vergoeding vast te stellen voor de helft van de betaalde en nog te betalen premie voor de Opmaatverzekering bij Interpolis en de Opbouwspaarrekening bij de Rabobank over de periode vanaf 13 december 2013 (rov. 2.60).
vrouwheeft hiertegen verweer gevoerd. Kort gezegd, stelt zij zich op het standpunt dat er niets verrekend hoeft te worden.
hofoverweegt als volgt.
vrouw(in de zaak met zaaknummer 200.191.794/01) houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten te bepalen dat aan haar de helft van de waarde van de rechten uit de Opmaatverzekering en de Opbouwspaarrekening per 13 december 2013 toekomt. In haar beschikking van 18 december 2014 heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw hier aanspraak op kan maken, maar in het petitum van beide beschikkingen is dit niet bepaald.
manheeft hiertegen verweer gevoerd. Kort gezegd, is hij van mening dat de waarde van de rechten uit de Opmaatverzekering en het saldo op de Opbouwspaarrekening dient te worden betrokken bij de verrekening van de waarde van de woning. Voorts merkt de man op dat de Opmaatverzekering en de Opbouwspaarrekening inmiddels zijn beëindigd. Die waarden zijn echter nog niet uitgekeerd.
hofoverweegt als volgt.
vrouwheeft (in de zaak met zaaknummer 200.191.794/01) vanaf de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, zijnde 13 december 2013, verzocht tot betaling van de wettelijke rente over:
manheeft hiertegen verweer gevoerd. Ten aanzien van de wettelijke rente over het vergoedingsbedrag van € 35.140,--, merkt de man op dat in art. 7 van de huwelijkse voorwaarden de vergoeding van rente is uitgesloten. Bovendien heeft hij voormeld bedrag van € 35.140,-- reeds aan de vrouw voldaan.
hofoverweegt als volgt.
8.De beslissing
- is bepaald dat de man uit hoofde van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aan de vrouw dient te betalen een bedrag van € 43.163,--, te corrigeren met de Prijsindex Bestaande Koopwoningen (regio Oost, type vrijstaande woningen) vanaf 12 november 2008 tot 13 december 2013;
- is bepaald dat de vrouw uit hoofde van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aan de man dient te betalen de helft van de op 13 december 2014 aanwezige saldi op: