3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten:
- [geïntimeerde] huurt met ingang van 18 september 2015 de woning, gelegen aan de [adres] te [plaats] . De huurprijs bedroeg ten tijde van de procedure in eerste aanleg € 648,18 per maand.
- Op de tussen partijen gesloten huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van 11 april 2011 (hierna: de algemene huurvoorwaarden) van toepassing.
- Artikel 7.8 van de algemene huurvoorwaarden luidt -voor zover relevant- als volgt:
‘Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinderwordt veroorzaakt, in de ruimste zin van het woord, door huurder, huisgenoten,huisdieren of door derden (...).’
- Artikel 7.9 van de algemene huurvoorwaarden luidt -voor zover relevant- als volgt:
‘Het is huurder niet toegestaan in of bij het gehuurde hennep te kweken ofvoorbereidingshandelingen hiertoe te verrichten, dan wel andere activiteiten te
verrichten, die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld (...).’
- Artikel 7.10 van de algemene huurvoorwaarden luidt -voor zover relevant- als volgt:
‘Indien huurder in strijd handelt met het bepaalde in 7.9., verbeurt hij aanverhuurder een direct opeisbare boete van E 2.500,00 per overtreding en van 15%
van de maandhuurprijs per dag dat de verboden toestand voortduurt (...).’
- Op 2 maart 2016 heeft de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant een inval gepleegd in de woning. Ten aanzien daarvan is een hennepinformatiebericht gestuurd aan Thuisvester.
- In de woning zijn de volgende zaken aangetroffen: hennepdroogrekjes, ventilatoren, verwarmingsstoelen, rekjes met gaas, een elektronische weegschaal,
tientallen gebruikte plastic handschoentjes, stapel verpakkingsmateriaal van plastic en plastic zakken met gebruikte handschoentjes.
- Bij brief van 4 maart 2016 heeft Thuisvester aan [geïntimeerde] gemeld dat in de door hem gehuurde woning op 2 maart 2016 een hennepdrogerij is aangetroffen en dat hij hiermee in strijd handelt met de huurovereenkomst. Thuisvester heeft [geïntimeerde] voorts medegedeeld dit niet te tolereren en heeft [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst zelf op te zeggen en het gehuurde uiterlijk 11 maart 2016 te ontruimen.
- Bij e-mail van 8 maart 2016 heeft [geïntimeerde] Thuisvester verzocht hem een tweede kans te geven;
- Op 11 maart 2016 heeft er een gesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarin Thuisvester heeft aangegeven geen enkele aanleiding te zien om af te zien van de beëindiging van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning.
3.2.1.Thuisvester heeft in eerste aanleg gevorderd:
I. ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen;
II. veroordeling van [geïntimeerde] tot ontruiming van het gehuurde;
III. veroordeling van [geïntimeerde] om vanaf 1 april 2016 tot de dag van rechtsgeldige beëindiging van de huurovereenkomst de verschuldigde huurpenningen, te vermeerderen met wettelijke rente, en vanaf de dag van rechtsgeldige beëindiging van de huurovereenkomst tot de ontruiming van het gehuurde een gebruiksvergoeding ter hoogte van de huur te betalen;
IV. veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de op basis van artikel 7.10 van de algemene huurvoorwaarden verschuldigde contractuele boete van € 2.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente;
met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
Aan deze vordering heeft Thuisvester, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] in strijd met het in artikel 7.9 van de algemene huurvoorwaarden neergelegde verbod, met de overeengekomen woonbestemming van het gehuurde en met de verplichting om zich als een goed huurder te gedragen een hennepdrogerij in het gehuurde heeft geëxploiteerd. Daarnaast heeft [geïntimeerde] in strijd met artikel 7.8 van de algemene huurvoorwaarden overlast veroorzaakt, althans de mogelijkheid tot het verwezenlijken van overlast in het leven geroepen.
3.2.2.[geïntimeerde] heeft, kort gezegd, als verweer gevoerd dat in de woning geen in werking zijnde hennepdrogerij is aangetroffen. Volgens hem had hij de in de woning aangetroffen zaken slechts aangekocht om op te knappen en weer door te verkopen. De enkele aanwezigheid van deze zaken levert naar de mening van [geïntimeerde] geen tekortkoming op in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. [geïntimeerde] heeft betwist dat 106 gram gedroogde zuivere hennep is aangetroffen, volgens hem zal daarbij ook betongruis en vuil bij hebben gezeten, en dat er sprake is geweest van (stank)overlast.
3.2.3.Bij vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vorderingen van Thuisvester afgewezen en Thuisvester veroordeeld in de proceskosten, daartoe overwegende dat [geïntimeerde] voldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst.