Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 11 april 2017;
- het verweerschrift inclusief incidenteel hoger beroep met een productie, ingekomen ter griffie op 17 mei 2017;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 24 mei 2017;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 15 december 2016, ingekomen ter griffie op 21 juni 2017;
3.De beoordeling
incidenteel hoger beroepvan [Netherlands B.V.] (met één grief) is gericht tegen de toekenning van een billijke vergoeding aan [appellant] . Volgens [Netherlands B.V.] is de kantonrechter er ten onrechte aan voorbij gegaan dat sprake moet zijn van causaal verband tussen het einde van de arbeidsovereenkomst en verwijtbaar handelen of nalaten. Dat causaal verband is er volgens [Netherlands B.V.] niet, omdat de ontbinding het gevolg is van een verstoorde arbeidsverhouding. Los daarvan is [Netherlands B.V.] van mening dat zij niet (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten.
grieven I en II in principaal hoger beroep, waarmee wordt opgekomen tegen de hoogte van de toegekende billijke vergoeding (€ 20.000,-) geen bespreking meer.