Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Overeenkomst tot tijdelijk gebruik van gemeentepand”. Tot de gedingstukken behoort een overeenkomst die op één van de anti-kraakobjecten betrekking heeft. Deze overeenkomst bevat, voor zover in deze zaak van belang, de volgende bepalingen:
kale huur : € 601,77
voorschot servicekosten (art. 3.2): € 171,04
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
- zij de betreffende objecten niet beschikbaar stelt op basis van verhuur, maar vanwege het verwezenlijken van haar doelstellingen op het vlak van stedelijke ontwikkeling;
- zij niet heeft kunnen profiteren van de subsidies die de (rijks)overheid in het verleden heeft verstrekt voor de bouw van sociale huurwoningen;
- er tijdens de parlementaire behandeling van de Wet verhuurderheffing vooral oog is geweest voor de gevolgen van die wet voor woningcorporaties. De gevolgen voor andere partijen (zoals gemeenten) zijn onderbelicht gebleven, hetgeen tot onbillijke en onbedoelde gevolgen heeft geleid;
- de wetgever nooit heeft beoogd dat anti-kraakobjecten en leegstandwetobjecten onder de reikwijdte van de Wet verhuurderheffing zouden vallen; en
- de Wet verhuurderheffing voor de gemeente tot een onbedoeld nadelig financieel effect leidt, omdat belanghebbende ten aanzien van anti-kraakobjecten geen mogelijkheden heeft om de gebruiksvergoeding te verhogen.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond, en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.