3.1.2.Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. a) [geïntimeerde] is als eigenares van het betreffende perceel woonachtig te [woonplaats] aan de [adres 1] , kadastraal bekend gemeente Mierlo, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 1] . Het perceel van [geïntimeerde] heeft sinds de bouw van haar huis dezelfde vorm gehad (en is sinds die bouw eigendom van de familie van [geïntimeerde] ).
b) [appellante] is sinds 1965 eigenares van en woonachtig te [woonplaats] aan de [adres 2] . Dit perceel is thans kadastraal bekend als gemeente Mierlo, sectie [sectieletter] , nummers [sectienummer 2] en [sectienummer 3] .
Het kadastrale perceel nummer [sectienummer 2] van [appellante] is rechthoekig, hierop is haar woning gebouwd. Perceel [sectienummer 3] bevindt zich daarachter, en is bijna triangel-vormig en grenst met een van de rechte zijden aan de zijkant van het perceel van [geïntimeerde] .
c) Aan de korte bovenzijde van dit triangelvormige perceel bevindt zich een klein perceeltje (thans genummerd [sectienummer 4] ), dat eigendom is van Enexis, en waarop (zoals partijen dat aanduiden) een PNEM-huisje staat. Ook dit perceel grenst met de zijkant aan het perceel van [geïntimeerde] .
d) Perceel [sectienummer 2] van [appellante] ligt recht achter het gemeentehuis van [plaats] , en behoorde vroeger tot de gemeentewerf. Er hebben in de loop der jaren verschillende splitsingen van het perceel van die gemeentewerf plaatsgevonden. Uit een van de laatste splitsingen is het triangelvormige perceel (thans genummerd) [sectienummer 3] ontstaan, dat aan de zij- en bovenkant geheel ingeklemd lag tussen de percelen van (thans) [appellante] , (thans) [adres 3] , het PNEM-huisje en het perceel van [geïntimeerde] (de begrenzingen aan de onderzijde van het triangelvormige perceel zijn thans niet relevant).
e) [geïntimeerde] heeft het triangelvormige perceel na het ontstaan daarvan in gebruik genomen tot ongeveer 1975. In 1976 heeft [appellante] de eigendom van dit perceel verkregen.
f) Tussen haar perceel en het triangelvormige perceel heeft [geïntimeerde] toen een erfafscheiding geplaatst. In die erfafscheiding is – in ieder geval vanaf 1992 – een poort geplaatst.
g) In de lengterichting naast het PNEM-huisje en het triangelvormige perceel, over de grond van [geïntimeerde] , heeft in het verleden een paadje gelopen dat onder meer heeft gediend ter ontsluiting van achtergelegen percelen naar de [straat 1] . De gemeente heeft in ieder geval tot 1964 (toen de gemeentewerf achter het gemeentehuis werd verplaatst) gebruik gemaakt van dit pad. Door de bouw vanaf 1968 van de huizen aan de achtergelegen [straat 2] is de verdere doorgang naar achteren van het paadje geblokkeerd.
h) Begin jaren ’70 heeft had [geïntimeerde] een aantal garageboxen op haar erf laten bouwen, die zij heeft verhuurd aan derden.De laatste garagebox op rij is gebouwd (in ieder geval) tot aan de erfgrens tussen het perceel van [geïntimeerde] en het triangelvormige perceel.
j) Tussen de (inmiddels overleden) echtgenoot van [appellante] en de (inmiddels overleden) echtgenoot van [geïntimeerde] is op enig moment een afspraak gemaakt over het gebruik van het perceel van [geïntimeerde] om de achterzijde van het perceel van [appellante] met een auto en/of een caravan te bereiken.
k) Op haar perceel wordt door (familieleden van) [appellante] een handel in ornamenten gedreven. Ook bevindt zich op haar perceel een camper en een aanhangwagen.
l) [geïntimeerde] heeft in 2010 aan de straatzijde van haar perceel een elektronisch te openen hek geplaatst. [appellante] heeft daarvan de code niet. Sindsdien maakt [appellante] nog maar sporadisch gebruik van het perceel van [geïntimeerde] om haar (triangelvormig) perceel te bereiken.
m) Het PNEM-huisje is door Enexis te bereiken te voet, via een deur in het hek en een klein paadje aan de zijkant van het perceel van [geïntimeerde] .
n) In 2012 heeft zich een incident voorgedaan tussen de schoonzoon van [appellante] , [schoonzoon van appellante] , en de echtgenoot van [geïntimeerde] , gerelateerd aan de afsluiting van het perceel van [geïntimeerde] , waarbij schade aan het hek is ontstaan, die door de schoonzoon van [appellante] is vergoed.