3.1.Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
3.1.1.[geïntimeerde] , geboren op [geboortedatum] 1978, is op 1 december 2007 bij [Telecommunicatie] in dienst getreden als functional process consultant. Zij is in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, tegen een loon van € 4.686,22 bruto per maand exclusief emolumenten.
3.1.2.[geïntimeerde] is op 3 juni 2014 arbeidsongeschikt geworden; de diagnose was een burn-out. De bedrijfsarts ( [bedrijfsarts 1] ) constateerde op 12 juni 2014 forse werkgerelateerde beperkingen (gelegen in de arbeidsverhoudingen). De bedrijfsarts heeft een probleemanalyse opgesteld met een prognose van herstel in zes tot twaalf weken, gericht op werkhervatting in de eigen functie. Op 17 juli 2014 schreef de bedrijfsarts aan [Telecommunicatie] dat contact tussen [Telecommunicatie] en [geïntimeerde] nog niet wenselijk was. Om die reden heeft [Telecommunicatie] eenzijdig op 3 augustus 2014 een plan van aanpak opgesteld waarbij zij de omschrijving van de bedrijfsarts heeft overgenomen, dus hervatting in de eigen functie.
3.1.3.[geïntimeerde] wenste dat de Stichting Burn Out werd ingeschakeld. De bedrijfsarts heeft laten weten dat zij om meerdere redenen geen vertrouwen had in deze organisatie. [geïntimeerde] heeft met een e-mail van 10 november 2014 laten weten dat zij vast wilde houden aan de inschakeling van deze stichting en dat zij (kort samengevat) geen vertrouwen meer had in de bedrijfsarts. [Telecommunicatie] heeft geweigerd in te stemmen met de inschakeling van de Stichting Burn Out. [Telecommunicatie] heeft wel ingestemd met de inschakeling van een andere bedrijfsarts ( [bedrijfsarts 2] ).
3.1.4.[geïntimeerde] heeft vervolgens een gemachtigde ingeschakeld - een zekere [gemachtigde 1] van het Arbeidsjuridisch buro - die e-mails heeft gestuurd aan de CEO en de Head of Legal van [Telecommunicatie] . Daarin is [Telecommunicatie] - ook volgens [geïntimeerde] - op een schandalige wijze bejegend.
3.1.5.Op 24 december 2014 heeft [Telecommunicatie] drie alternatieven aangeboden voor de Stichting Burn Out (met een e-mail aan [gemachtigde 1] , cc aan [geïntimeerde] ). [geïntimeerde] bleef vasthouden aan Stichting Burn Out.
3.1.6.De bedrijfsarts heeft [geïntimeerde] op 22 januari 2015 geschikt geacht om contact te hebben met [Telecommunicatie] en heeft mediation geadviseerd. Op 3 februari 2015 heeft [geïntimeerde] via een nieuwe gemachtigde, [gemachtigde 2] van Arag, laten weten dat zij vast hield aan de Stichting Burn Out en dat zij mediation niet nodig vond. Op 19 februari 2015 heeft de gemachtigde van [Telecommunicatie] , mr. Diebels, gereageerd.
3.1.7.Vanwege een reorganisatie is de arbeidsplaats van [geïntimeerde] vervallen. Dit is haar met een bericht van 27 februari 2015 medegedeeld.
3.1.8.Op 19 maart 2015 heeft [geïntimeerde] laten weten dat psychologe [psychologe] kon worden ingeschakeld, in plaats van de Stichting Burn Out. De bedrijfsarts heeft dat goedgekeurd en vervolgens is deze psychologe op kosten van [Telecommunicatie] ingezet.
3.1.9.Nadat het UWV op 10 april 2015 op verzoek van [geïntimeerde] een deskundigenoordeel had uitgebracht en onder meer had geoordeeld dat [geïntimeerde] moest meewerken aan mediation, is de mediation in juni 2015 van start gegaan. [Telecommunicatie] werd daarin vertegenwoordigd door [hoofd personeelszaken] , hoofd personeelszaken. Als gesprekspartner van de zijde van [Telecommunicatie] was haar leidinggevende, mevrouw [leidinggevende van geintimeerde] , de eerste aangewezene om namens [Telecommunicatie] aan de mediation deel te nemen, maar [geïntimeerde] wilde niet met [leidinggevende van geintimeerde] spreken. Ook met haar naast hogere leidinggevende, de heer [hogere leidinggevende van geintimeerde] wilde zij niet spreken. Na een aanvankelijk bezwaar daartegen van de zijde van [geïntimeerde] is afgesproken dat [hoofd personeelszaken] aan de mediation zou deelnemen. Samen met de externe verzuimcoach [de externe verzuimcoach] heeft [hoofd personeelszaken] vanaf dat moment de re-integratie van [geïntimeerde] begeleid.
3.1.10.Half juli 2015 zijn [Telecommunicatie] en [geïntimeerde] het erover eens geworden dat de re-integratie zich zou moeten richten op een re-integratie tweede spoor. Daartoe heeft [Telecommunicatie] een re-integratiebureau ingeschakeld om onderzoek te laten verrichten door een arbeidsdeskundige. Na een mailwisseling tussen [geïntimeerde] en de arbeidsdeskundige naar aanleiding van een fout in het concept rapport van de arbeidsdeskundige en andere zaken waar [geïntimeerde] het niet mee eens was, heeft die deskundige haar rapport op 30 september 2015 ingetrokken.
3.1.11.Op 1 oktober 2015 heeft bedrijfsarts [bedrijfsarts 2] de samenwerking opgezegd, vanwege een bericht op de internetpagina “ [internetpagina] ”. Het vermoeden was dat dit bericht afkomstig was van [geïntimeerde] . Ter gelegenheid van het pleidooi heeft [geïntimeerde] verklaard dat zij dat niet heeft gedaan en dat het bericht zal zijn geplaatst door [gemachtigde 1] .
3.1.12.Op 3 november 2015 heeft de gemachtigde van [Telecommunicatie] laten weten dat de wijze van communiceren van [geïntimeerde] haar re-integratie belemmert en dat zij geen verdere wisselingen meer zal toestaan van bij de re-integratie betrokken personen. [geïntimeerde] is uitdrukkelijk opgeroepen om er alles aan te doen om de verhoudingen en de communicatie met de bij de re-integratie betrokken personen normaal en zakelijk te houden. Voorts is aangekondigd dat een loonstop zal worden overwogen wanneer [geïntimeerde] de re-integratie belemmert of vertraagt. Nadien hebben de gemachtigden nog met elkaar gemaild over onder meer inschakeling van een ander re-integratiebureau en arbeidsdeskundige.
3.1.13.Op 28 januari 2016 heeft [Telecommunicatie] met een e-mail aan [geïntimeerde] het plan van aanpak (met bijlage) en een eerstejaarsevaluatie gestuurd. [geïntimeerde] heeft met een e-mail van 2 februari 2016 gereageerd op de eerstejaarsevaluatie, en met een e-mail van 4 februari op het plan van aanpak. [geïntimeerde] heeft in deze e-mails puntsgewijs gereageerd op deze documenten en verzocht deze documenten aan te passen.
In de e-mail van 4 februari 2016 heeft [geïntimeerde] onder andere geschreven:
“(…) Nb staat hier in het formulier dat werkgever en werknemer SAMEN een casemanager aanwijzen. Mijn voorstel is dat ik vanuit [Telecommunicatie] 3 andere mogelijke namen krijg van eventuele casemanagers waaruit ik vervolgens een casemanager kan kiezen. (…)”.
Met e-mails van 17 februari 2016 heeft [hoofd personeelszaken] namens [Telecommunicatie] nieuwe versies gestuurd van beide documenten, waarin meerdere, maar niet alle, voorstellen van [geïntimeerde] waren overgenomen.
Op 19 februari 2016 heeft [geïntimeerde] per e-mail als volgt gereageerd:
“Naar aanleiding van uw e-mails van donderdag 17 februari, bij deze mijn reactie. De documenten zijn niet aangepast zoals ik voorgesteld heb. Ik kan dan ook niet akkoord gaan met de documenten. Voor de duidelijkheid; ik onderteken niets wat incorrect is of waar ik niet achter sta. Gezien mijn WIA aanvraag (waarin ik overigens aan heb gegeven dat de werkgever alle documenten verstrekt aangezien ik niets heb) had ik een constructievere houding vanuit [Telecommunicatie] verwacht. Een derde ziektejaar lijkt mij op deze manier onvermijdelijk.
Ik heb geen zin om weer inhoudelijk te reageren, en nog een keer en nog een keer. Dit zijn geen formulieren die even voor de vorm afgetikt moeten worden.
Ik heb geprobeerd meer dan schappelijk te zijn ten behoeve van de voortgang, maar dat helpt blijkbaar niet. Ik stel dan ook voor om eindelijk de procedures te gaan volgen. Dat betekent dat er in overleg een casemanager aangesteld wordt. Dit moet een persoon zijn waarmee ik ook akkoord ben. Met deze casemanager zal ik dan het gesprek aangaan en de documenten invullen. Geen eerstejaarsevaluatieformulier zonder een eerstejaarsevaluatiegesprek dus.
Dus bij deze nogmaals het verzoek om mij een aantal namen te verstrekken. Dan kijk ik of daar iemand bij zit met wie ik akkoord kan gaan. Hoe meer namen ik krijg hoe groter de kans dat dit slaagt.
Ik trek me bij deze tevens terug uit de mediation totdat ik een casemanager heb, nu is gebleken dat u mij op geen enkele manier tegemoet wilt komen. Verder vind ik het niet kunnen dat telkens afspraken uit de mediation niet nagekomen worden. Zo heeft mediation geen zin. Zodra er een casemanager overeengekomen is vervolg ik graag de mediation met deze casemanager.
Mocht u naar aanleiding van deze mail willen dreigen met stopzetten van de salarisbetaling, dan adviseer ik u gewoon om dat te doen in plaats van er enkel mee te dreigen. We zien elkaar dan voor de rechter.
3.1.14.[Telecommunicatie] heeft daarop gereageerd met een loonstop, volgens een e-mail van 22 februari 2016 om de volgende redenen:
“(…) Ik stel u er van op de hoogte dat uw loon per vandaag wordt stopgezet omdat u naar de mening van [Telecommunicatie] niet meewerkt aan de re-integratie en/of u het herstel vertraagt of belemmert.
De loonstop is gebaseerd op vier tekortkomingen van uw kant.
1. U weigert het bijgestelde plan van aanpak te ondertekenen. U weigert ook de Word-bijlage die daarbij is gevoegd aan te vullen, aan te passen of daarop te reageren. Op die manier is zelfs geen apart document met uw bevindingen voorhanden, dat kan worden toegevoegd aan het plan van aanpak.
2. U weigert de eerstejaarsevaluatie te ondertekenen, omdat u vindt dat die niet is opgesteld zoals u dat heeft voorgesteld. Een apart document met uw bevindingen, dat kan worden toegevoegd aan de eerstejaarsevaluatie, heeft u evenmin aangeleverd.
3. U stopt de mediation, wat het enige ‘forum’ is waarin nog gesprekken met [Telecommunicatie] plaatsvonden. Mediation dient plaats te vinden op basis van vrijwilligheid, dus [Telecommunicatie] kan u tot verder voortzetten daarvan niet dwingen. Wel kan [Telecommunicatie] verlangen dat u in gesprek blijft. U eist echter de aanstelling van een andere casemanager, door u te kiezen uit een lijst van mensen, om daarmee dan de mediation te vervolgen. Er is geen enkele aanleiding om een andere casemanager te benoemen. Uw eis wordt dus afgewezen. U kiest niet de casemanager, dat is feitelijk al zeer lange tijd de heer [hoofd personeelszaken] . Uit uw reactie maak ik op dat u weigert het gesprek met de heer [hoofd personeelszaken] aan te gaan of te vervolgen. Daarmee dwarsboomt u de verdere re-integratie. Ik roep in herinnering de brief aan [gemachtigde 2] van 3 november jl. waarin verdere wisselingen van bij de re-integratie betrokkenen niet meer wordt geaccepteerd.
4. In dezelfde brief wordt gewaarschuwd voor uw niet-constructieve communicatiestijl. Die waarschuwing kwam er op neer de onderlinge verhoudingen en de communicatie normaal en zakelijk te houden. Ik zie in recente mailcorrespondentie (27 januari, 4 februari, 12 februari, 19 februari) dat u dat in verschillende mate niet opvolgt. Uw toonzetting en taalgebruik zijn opnieuw dusdanig (recht praten wat krom is, regels aan de laars lappen van de kant van [Telecommunicatie] , tegenwerking, destructieve acties, eindelijk eens procedures volgen) dat [Telecommunicatie] dit niet langer accepteert. In onderling overleg moet de re-integratie vorm worden gegeven. Daarover kan een meningsverschil bestaan, maar dat is geen reden de onderlinge verhoudingen zo op scherp te zetten. De door u gebruikte termen voegen ook niets toe aan de inhoudelijke kant van het verhaal. Zolang u niet toezegt zich te zullen beperken tot sec het zakelijke, meent [Telecommunicatie] dat u de re-integratie belemmert of vertraagt.
(…)”.
3.1.15.Vervolgens hebben de gemachtigden van partijen met elkaar gecorrespondeerd over de redenen van deze loonstop.
3.1.16.Het UWV heeft op 11 mei 2016 een beslissing gegeven over de WIA-aanvraag op basis van de niet door [geïntimeerde] ondertekende stukken. Op 30 mei 2016 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarmee een manier is gevonden om met elkaar in gesprek te blijven over de re-integratie. Met ingang van die datum heeft [Telecommunicatie] de loonbetaling hervat. Het UWV heeft [Telecommunicatie] een loonsanctie opgelegd, waardoor [Telecommunicatie] ook het derde jaar van arbeidsongeschiktheid gehouden is het loon aan [geïntimeerde] te voldoen.
3.1.17.[Telecommunicatie] heeft het loon met ingang van 30 mei 2016 weer aan [geïntimeerde] betaald.