9.4.[appellanten c.s.] heeft in hoger beroep geconcludeerd (samengevat) dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en dat het hof
primair:
a. de tussen [appellant 2] , [appellant 3] en [appellante 4] enerzijds en ABP anderzijds op basis van de rekenregels van 2011 en de per 1 januari 2011 geldende overdrachtswaarde tot stand gekomen overeenkomsten ontbindt wegens wanprestatie door ABP en PDN, respectievelijk vernietigt wegens dwaling en onlosmakelijk daarmee ABP veroordeelt om een offerte aan hen te verstrekken op basis van de rekenregels 2008, respectievelijk 2009 en de per 1 januari 2008 respectievelijk 1 januari 2009 geldende overdrachtswaarde en pensioenbepalende gegevens, uitgesplitst in de per genoemde datum bij PDN aanwezige nominale pensioenaanspraken en het bij PDN aanwezige PPS-kapitaal, alles met een bedenktermijn van twee weken;
b. PDN veroordeelt ABP in staat te stellen om de hiervoor onder a genoemde offerte te verstrekken;
alles op verbeurte van dwangsommen;
subsidiair:
c. voor recht verklaart dat [appellant 2] , [appellant 3] en [appellante 4] recht hebben op pensioenaanspraken bij ABP, zoals deze voortvloeien uit een individuele waardeoverdracht van de per 1 januari 2008 dan wel per 1 januari 2009 bij PDN aanwezige pensioenaanspraken en PPS-kapitaal door PDN aan ABP, waarbij de omzetting plaatsvindt op basis van de pensioenbepalende gegevens per 1 januari 2008 en de rekenregels 2008 dan wel per 1 januari 2009 en de rekenregels 2009, zoals deze gelden voor individuele waardeoverdracht als bedoeld in artikel 71 Pensioenwet;
d. ABP veroordeelt om binnen twee weken na in c. genoemde verklaring voor recht [appellant 2] , [appellant 3] en [appellante 4] schriftelijk te informeren, onder gelijktijdige kennisgeving aan [de vennootschap] , over de hoogte van de pensioenaanspraken als in c. genoemd, door middel van uniforme pensioenoverzichten, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
eerste meer subsidiair:
e. PDN veroordeelt tot schadevergoeding als nabetaling aan ABP op de door PDN aan ABP in 2011 betaalde overdrachtswaarden op basis van de rekenregels 2011, ten behoeve van [appellant 2] , [appellant 3] en [appellante 4] , ter grootte van
1. een zodanig bedrag dat ABP nodig heeft om voor hen aanvullende pensioenaanspraken in te kopen van een zodanige hoogte dat deze de pensioenaanspraken op basis van de rekenregels 2008, althans 2009 evenaren, nader op te maken bij staat, dan wel,
2. een zodanig bedrag als door het hof te bepalen,
onder gelijktijdige kennisgeving aan [appellanten c.s.] van de hoogte van het door PDN aan ABP na te betalen bedrag;
op straffe van verbeurte van dwangsommen;
f. ABP veroordeelt tot omzetting van het onder e. bedoelde bedrag in pensioenaanspraken bij ABP conform het op 1 januari 2008 geldende pensioenreglement van ABP;
op straffe van verbeurte van dwangsommen;
tweede meer subsidiair:
g. PDN en ABP ieder hoofdelijk veroordeelt tot betaling van het sub e.1 dan wel e.2 bedoelde bedrag aan een door [de vennootschap] aan te wijzen financiële instelling in de zin van de Pensioenwet ter inkoop van pensioenaanspraken in de zin van de Pensioenwet, te vermeerderen met wettelijke rente;
derde meer subsidiair:
h.1. PDN veroordeelt tot het doorbetalen van een door [de vennootschap] vast te stellen bedrag ter grootte van maximaal het eerste meer subsidiair onder e.1 bedoelde bedrag dat door [de vennootschap] aan PDN wordt voldaan, aan ABP als nabetaling in het kader van waardeoverdracht en ter verzekering van extra pensioenaanspraken voor [appellant 2] , [appellant 3] en [appellante 4] en ABP veroordeelt tot het accepteren van dat bedrag als nabetaling in het kader van waardeoverdracht en het omzetten van dat bedrag in extra pensioenaanspraken en daarmee corresponderende dienstjaren in de zin van artikel 10a lid 1 onderdeel f Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 in de ABP pensioenregeling zoals die luidt per 1 januari 2008;
h.2. daarbij voor recht verklaart dat dit extra dienstjaren zijn in de zin van artikel 28 lid 3 van Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in de zin van de ABP-pensioenregeling zoals deze luidt per 1 januari 2008;
op straffe van verbeurte van dwangsommen;
in alle gevallen:
PDN en ABP ieder hoofdelijk veroordeelt
i.1. in de kosten van deze procedure;
i.2. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van primair € 82.703,- en subsidiair € 19.085,-, meer subsidiair € 9.427,-, althans een door het hof te bepalen bedrag;
in beide gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente.