Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen nader wordt bepaald op een bedrag van € 569,50 per kind per maand;
- de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 2 mei 2016 nader wordt bepaald op een bedrag van € 834,- per maand;
- de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek dat de vrouw hem elke drie maanden dient te informeren over de belangrijke gebeurtenissen in het leven van de minderjarige kinderen van partijen, waaronder doch niet uitsluitend de school, hun gezondheid, enzovoorts, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- per dag dat de vrouw hiermee in gebreke blijft.
- de vrouw de man elke drie maanden dient te informeren over de belangrijke gebeurtenissen in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waaronder doch niet uitsluitend de school, hun gezondheid, enzovoorts, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- per dag dat de vrouw hiermee in gebreke blijft;
- de partneralimentatie alsnog wordt gewijzigd tot nihil met ingang van 14 december 2015, althans met ingang van 1 januari 2017, althans met ingang van een door het hof te bepalen datum;
- de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen wordt gewijzigd tot nihil, althans tot maximaal € 306,- per kind per maand, althans tot een bedrag dat het hof juist acht.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 8 april 2016;
- het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 29 juli 2016;
- het V6-formulier met bijlagen d.d. 20 maart 2017 ingediend door de advocaat van de vrouw;
- het V6-formulier met bijlage d.d. 24 maart 2017 ingediend door de advocaat van de man.
- namens de vrouw, mr. Vogelaar;
- de man, bijgestaan door mr. Keybeck.
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
3.De beoordeling
.
- de behandeling van de beslissing ter zake van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden met het verzoek aan partijen om de rechtbank te informeren over het verloop van de module Begeleide Omgangsregeling (BOR, niveau 3) van de Mutsaersstichting en de rechtbank te berichten op welke wijze de procedure dient te worden voortgezet;
- bepaald dat de vrouw gehouden is de man elke drie maanden schriftelijk te informeren en te consulteren over de belangrijke gebeurtenissen in het leven van de minderjarigen zoals bijvoorbeeld school en hun gezondheid conform artikel 1:253a lid 2 sub c juncto artikel 1:247 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
- de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 januari 2014 gewijzigd, voor wat betreft de daarbij vastgestelde bijdrage, door de man te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aldus, dat deze bijdrage met ingang van 2 mei 2016 nader wordt bepaald op een bedrag van € 433,11 per kind per maand;
- de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 januari 2014 gewijzigd, voor wat betreft de daarbij vastgestelde bijdrage, door de man te voldoen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, aldus dat deze bijdrage met ingang van 2 mei 2016 nader wordt bepaald op een bedrag van € 354,- per maand.
- de door de rechtbank aan de vrouw opgelegde informatie- en consultatieverplichting (grief 3 van de vrouw en grief 1 van de man);
- het aandeel van de man in de kosten van de kinderen van de partner van de man en haar voormalige echtgenoot (grief 1 van de vrouw);
- de draagkracht van de man (grief 1 van de vrouw en grief 5 van de man);
- de draagkracht van de vrouw (grief 2 en grief 3 van de man);
- de door de rechtbank buiten beschouwing gelaten zorgkorting (grief 4 van de man);
- de aanvullende behoefte van de vrouw (grief 2 en 5 van de man);
- de door de rechtbank vastgestelde bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw (grief 2 van de vrouw).