In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, nadat hij op 8 december 2013 in een café in Made met een gebroken glas tegen de hals en het gezicht van het slachtoffer had geslagen. De verdachte voerde aan dat hij niet opzettelijk had gehandeld, maar dat zijn agressie het gevolg was van alcoholgebruik. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een gebrek aan inzicht in de gevolgen van zijn handelen, en verwierp dit verweer. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk opzettelijk handelde, en dat hij de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard. De rechtbank had in haar vonnis verzuimd om een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, wat in strijd was met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een gevangenisstraf op van 182 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De beslissing was gebaseerd op de ernst van het bewezen verklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels de schade aan het slachtoffer had vergoed en zich onder behandeling had gesteld voor zijn alcoholgebruik.