3.1.De feiten
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende door de kantonrechter vastgestelde feiten. Deze zijn in hoger beroep niet betwist en dienen het hof derhalve tot uitgangspunt.
a. NFS handelt in rubber vloerbedekking. Zij is een dochteronderneming van het Duitse [Systems] Systems GmbH. Bij NFS zijn 13 personen in dienst.
b. [verweerster] , geboren op [geboortedatum] 1966, is op 1 juli 2005 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) NFS in de functie van commercieel medewerker binnendienst. Voordat [verweerster] daar in dienst trad verrichtte zij vanaf 22 december 2004 bij (de rechtsvoorganger van) NFS werkzaamheden als uitzendkracht.
c. Vanaf juli 2013 vervulde [verweerster] de functie van administratief medewerker verkoopbinnendienst. Haar laatst verdiende loon bedraagt € 3.419,18 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Daarnaast ontving [verweerster] in de afgelopen jaren een bonus, waarvan de hoogte afhankelijk was van het bedrijfsresultaat.
d. Op 7 november 2012 werd voor de eerste keer een functionerings- c.q. beoordelings-gesprek met [verweerster] gevoerd. Nadien vonden dergelijke gesprekken plaats op 12 april 2013 en op 4 september 2014. Daarna werd geen functioneringsgesprek meer gevoerd.
e. [verweerster] was vanaf 16 april 2015 tot 9 november 2015 arbeidsongeschikt en in aansluiting daarop heeft zij tot 4 januari 2016 verlof opgenomen.
f. Op 29 januari 2016 vond een gesprek plaats tussen [directeur van NFS] , directeur van NFS, en [verweerster] . De inhoud daarvan werd diezelfde dag aan [verweerster] bevestigd per e-mail. De inhoud daarvan luidde:
“In dit gesprek gaf ik aan dat door de veranderingen in de werkzaamheden binnen de [binnendienst] binnendienst, ca. 3 jaar geleden ingezet, de aard van deze werkzaamheden veranderd zijn van primair orderhandeling naar meer naar buiten treden en acquisitie.
Verdere automatisering zal verder aanpassingen van de job tot gevolg hebben.
In het arbeidscontract van 01-07-2005 was omschreven:
“functie van commercieel medewerker met activiteiten: marketing, verkoop, orderbehandeling, acquisitie, aftersales en projectbegeleiding”.
In Juli 2013 is de jobdescription noodgedwongen aangepast en is de acquisitietaak vervallen.
In de huidige situatie is dit onwenselijk en sluit niet meer aan bij de huidige invulling van je taken.
Op basis van bovenstaande zie ik dan ook geen toekomst voor jou binnen [Systems] .
Om tot een gezamenlijke oplossing te komen verzoek ik je hierover na te denken.
Een optie is overgaan tot ontslag. Waarbij de zekerheid van een WW uitkering.
Ik ga niet over tot direct ontslag.
Ik stel een vervolgafspraak voor op Dinsdag, 2 februari 2016 om 10.30 uur in ons kantoor in [kantoorplaats] , om te zoeken naar een gezamenlijke oplossing.”
g. Vervolgens hebben op 2 en 29 februari 2016 tussen NFS en [verweerster] gesprekken plaatsgevonden. Bij brief van 29 februari 2016 aan [verweerster] heeft NFS een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst gedaan. In een brief van 15 maart 2016 van (de toenmalige gemachtigde van) [verweerster] is dit voorstel van de hand gewezen. Nadien is tussen (de gemachtigden van) partijen over en weer correspondentie gevoerd omtrent een eventuele beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
h. Op 31 mei 2016 heeft [directeur van NFS] aan [verweerster] “per direct ontslag” verleend en heeft hij haar gesommeerd om binnen 5 minuten het pand te verlaten. Diezelfde dag heeft [verweerster] hiertegen schriftelijk geprotesteerd. Sindsdien is zij feitelijk niet meer voor NFS werkzaam.