Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de Inspecteur van de Belastingdienst ten onrechte belastingrente in rekening heeft gebracht aan belanghebbende. De belanghebbende had op 26 november 2013 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2012 en ontving op 20 januari 2014 een onterechte teruggaaf. De belastingrente werd berekend vanaf 1 juli 2013, wat door de belanghebbende als onjuist werd betwist. Het Hof oordeelde dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een aanvangstijdstip van zes maanden na afloop van het belastingjaar, en dat de Inspecteur niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door geen nader onderzoek te doen naar de aangifte van de partner van belanghebbende. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van belanghebbende ongegrond had verklaard. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.