3.1.De feiten
Tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn geen grieven gericht. Deze feiten luiden, voor zover nodig aangevuld door het hof, als volgt.
- [appellant] is geboren op [geboortedatum] 1969. Hij is op 1 maart 2007 bij [Graanhandel] in dienst getreden als algemeen medewerker productie. Zijn laatstgenoten salaris bedroeg € 2.370,67 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag.
- [appellant] is op 29 april 2015 arbeidsongeschikt geraakt. Het is partijen niet gelukt om [appellant] te laten re-integreren.
- Op 22 april 2016 heeft [Graanhandel] meegedeeld de salarisbetaling te staken totdat [appellant] zijn werkzaamheden zou hervatten.
- Op 24 april 2016 schreef [appellant] per e-mail aan de heer [directeur/statutair bestuurder van Graanhandel N.V.] voornoemd (hierna: [directeur/statutair bestuurder van Graanhandel N.V.] ):
“Hallo [roepnaam directeur/statutair bestuurder van Graanhandel N.V.] .
Hierbij wil Ik je verzoeken het hele gebeuren op een coulante manier op te lossen, Jullie zijn de Oorlog begonnen, Mijn Huwelijk en alles er om heen dreigt kapot te gaan, Alleen U kunt dit oplossen door een fatsoenlijke regeling met ons te treffen. Anders kunnen er gekke dingen gebeuren. dit is geen dreigement maar een Noodkreet van mij.
Groeten [appellant] .”
- Op 29 april 2016 schreef [appellant] per e-mail aan [Graanhandel] / [directeur/statutair bestuurder van Graanhandel N.V.] :
“Hebben jullie nu je zin. Weer een gezin naar de klote geholpen. Ik hamer er nog eens op. Jullie zijn de OORLOG BEGONNEN.
[appellant] .”
- [appellant] heeft [Graanhandel] bij dagvaarding van 7 juli 2016 in kort geding gedagvaard en gevorderd dat het salaris alsnog zal worden doorbetaald. De mondelinge behandeling van die zaak heeft plaatsgevonden op 15 juli 2016.
- Partijen zijn toen tot een vaststellingsovereenkomst gekomen op basis waarvan [Graanhandel] het achterstallige salaris alsnog zou voldoen en het salaris door zou betalen. Ook zou [appellant] na zijn vakantie vanaf 8 augustus 2016 zijn werk hervatten voor vier uur per dag, vanaf 7:30 uur tot 11:45 uur (waaronder een kwartier pauze). De overige werktijd zou worden gebruikt voor het zoeken naar ander werk, met professionele begeleiding en coaching door een door [Graanhandel] nieuw aan te wijzen persoon. Tot slot zou [appellant] per 1 november 2016 het werk voor acht uur per dag hervatten als er nog geen ander werk zou zijn gevonden. Deze vaststellingsovereenkomst is opgenomen in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 juli 2016.
- Op 8 augustus 2016 is [appellant] niet om 7:30 uur op zijn werk verschenen. Hij heeft om 9:59 uur een e-mail gestuurd met de mededeling dat hij die dag niet zou komen omdat hij zich in de datum had vergist, en dat hij de volgende dag zou komen. Om 10:23 uur die dag heeft de heer [assistent-bedrijfsleider] (assistent-bedrijfsleider) van [Graanhandel] teruggemaild dat dat vervelend was en dat hij [appellant] de volgende dag wel zou zien.
- Op 9 augustus 2016 heeft [appellant] om 7:28 uur aan [directeur/statutair bestuurder van Graanhandel N.V.] / [Graanhandel] het volgende
e-mailbericht gestuurd:
“Goedemorgen.
Wou even laten weten dat het lichamelijk niet goed gaat, veel te hoge bloeddruk en veel spanningen. kan hierdoor niet hervatten.
Mijn huwelijk staat op omvallen, hopelijk zien jullie nu in wat dit allemaal teweeg heeft gebracht. Als dit niet fatsoenlijk opgelost wordt en mijn huwelijk hieraan kapot gaat, ben ik geneigd om zelf maatregelen te nemen, (OOG OM OOG, TAND OM TAND) dat zijn geen brieven meer, knoop dit in jullie OREN.
LOS DIT OP!!!! dit zijn geen loze woorden, de [adres] is niet ver. Jullie zijn de Oorlog begonnen. LOS HET OP!!!.
[appellant] .”
- [Graanhandel] heeft daarop contact opgenomen met de arbodienst. De arbodienst heeft laten weten dat hij [appellant] volledig beter had gemeld en geadviseerd om de ziekmelding niet te accepteren. Op 10 augustus 2016 heeft [directeur/statutair bestuurder van Graanhandel N.V.] contact opgenomen met de casemanager van de arbodienst, de heer [casemanager van de arbodienst] , en overleg gepleegd. Ook heeft hij met de gemachtigde van [Graanhandel] overleg gepleegd. Vervolgens heeft mr. Wekking namens [Graanhandel] bij brief van 10 augustus 2016 [appellant] op staande voet ontslagen. De ontslagbrief bevat onder meer de volgende passage, volgend op de weergave van de tekst van voormelde e-mail van 9 augustus 2016:
“De expliciete bedreiging aan het adres van (de directeur van) cliënte is zeer ernstig en onacceptabel en levert een grove schending op van de uit hoofde van de arbeidsovereenkomst op u rustende verplichtingen. In de gegeven omstandigheden kan van cliënte niet langer worden gevergd om de arbeidsovereenkomst met u nog langer te laten voortduren. De bedreiging vormt tezamen met, maar ook los van eerdere gedragingen en incidenten en de in dat verband recentelijk gesloten minnelijke regeling, een dringende reden op grond waarvan ik namens cliënte de tussen u en cliënte bestaande arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindig en u namens cliënte per direct op staande voet ontslag verleen.
Die eerdere gedragingen en incidenten hebben betrekking op uw eerdere stelselmatige en structurele weigering om werkzaamheden voor cliënte te verrichten, in welk verband u recentelijk onder begeleiding van uw advocaat, bij gelegenheid van het kort geding van 15 juli jl., met cliënte een minnelijke regeling heeft getroffen. Vervolgens verzuimt u op de eerste de beste dag om uitvoering aan die regeling te geven, met een beroep op omstandigheden die eerder juist aanleiding zijn geweest voor de gevoerde procedure en de getroffen regeling en onder het uiten van zware en ernstige bedreigingen aan de directeur van cliënte. Ik wijs er bovendien op dat de medische klachten waar u zich op beroept (spanningsklachten/hoge bloeddruk) eerder reeds veelvuldig door de bedrijfsarts zijn getoetst waarbij de bedrijfsarts steeds heeft geoordeeld dat die niet in de weg staan aan een werkhervatting, terwijl de rapportage van de bedrijfsarts van 18 juli jl. evenmin blijk geeft van enige beperkingen tot werkhervatting. De e-mail van uw echtgenote aan cliënte van 10 augustus jl. maakt dat niet anders.”
- Ook heeft [directeur/statutair bestuurder van Graanhandel N.V.] op 10 augustus 2016 contact opgenomen met het politiebureau te [vestigingsplaats] om aangifte te doen van de bedreiging. Hij heeft op 15 augustus 2016 schriftelijk aangifte gedaan. Dit heeft niet geleid tot vervolging van [appellant] .
- [appellant] heeft sinds oktober 2016 ander werk en is inmiddels gescheiden.