ECLI:NL:GHSHE:2017:2514

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
200.141.786_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij overschrijding van bouwtermijn in overeenkomst van aanneming van werk voor varkensstal

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van een varkensveehouderijbedrijf tegen een aannemersbedrijf. De zaak draait om een overeenkomst van aanneming van werk voor de bouw van een varkensstal. De varkensveehouderijbedrijf, aangeduid als appellante, stelt dat de aannemer, aangeduid als geïntimeerde, de overeengekomen oplevertermijn van 1 maart 2011 heeft overschreden, aangezien de stal pas op 29 december 2011 aan haar ter beschikking is gesteld. Het hof heeft in eerdere tussenarresten geoordeeld dat de overschrijding van de termijn vaststaat en dat de aannemer in beginsel aansprakelijk is voor de schade die de appellante heeft geleden als gevolg van deze overschrijding.

De appellante heeft haar schade, die zij op € 190.000,= heeft begroot, onderbouwd met een schaderapport van een deskundige. De geïntimeerde heeft deze schade betwist en stelt dat de appellante belang had bij de uiteindelijke bouwtijd. Het hof heeft behoefte aan nadere deskundige voorlichting om de omvang van de schade vast te stellen en heeft partijen gevraagd suggesties te doen voor deskundigen die de schade kunnen beoordelen.

Daarnaast heeft de appellante vervangende schadevergoeding gevorderd in verband met gestelde gebreken van de stal. Ook hier heeft het hof deskundigenonderzoek noodzakelijk geacht om te bepalen of er gebreken zijn en wat de kosten zijn voor het herstel daarvan. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere akten van beide partijen en zal in een latere uitspraak beslissen over de verdere procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.141.786/01
arrest van 6 juni 2017
in de zaak van
[varkensveehouderijbedrijf],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als “ [appellante] ”,
advocaat: mr. A.M. Rottier te 's-Hertogenbosch,
tegen
[aannemersbedrijf] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als “ [geïntimeerde] ”,
advocaat: mr. D. Bercx te Nijmegen,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 17 maart 2015 en 4 oktober 2016 in het hoger beroep van de door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond onder zaaknummer C/04/119534/HA ZA 12-350 gewezen vonnissen van 31 juli 2013 en 11 september 2013.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 4 oktober 2016;
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 19 januari 2017;
  • de akte na tussenarrest van [geïntimeerde] van 21 februari 2017;
  • de antwoordakte van [appellante] van 21 maart 2017.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 19 januari 2017. De raadsheer-commissaris heeft de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling, waarna partijen voormelde aktes hebben genomen.
Gevolgschade
9.2.
In genoemd tussenarrest (zie rov. 6.9) heeft het hof ook reeds geoordeeld dat [appellante] heeft bewezen dat voor de oplevering van de varkensstal een termijn was bedongen die op 1 maart 2011 afliep. Voorts heeft het hof daarin overwogen dat onweersproken is de stellingname van [appellante] dat de varkensstal pas op 29 december 2011 aan haar ter beschikking is gesteld en dat daarmee vast staat dat de overeengekomen termijn van 1 maart 2011 is overschreden. Het hof heeft [geïntimeerde] – in beginsel – aansprakelijk geacht voor de door [appellante] als gevolg van de overschrijding van de termijn geleden schade. Het hof volhardt hierin.
9.3.
Zoals in voormeld tussenarrest is vastgesteld (rov. 6.11.4), staat de omvang van de schade nog ter discussie. [appellante] heeft haar standpunt dat zij schade heeft geleden als gevolg van de overschrijding van de bouwtermijn onderbouwd door overlegging van een schaderapport van de heer [deskundige aan de zijde van appellante] van ABAB accountant en adviseurs (productie 6 bij de memorie van grieven). Deze berekent de geleden schade op € 188.512,=, inclusief € 10.000,= wegens kosten voor het inhuren van deskundigen ten behoeve van het opstellen van het schaderapport. [deskundige aan de zijde van appellante] heeft dit bedrag afgerond op € 190.000,=, zijnde het bedrag dat [appellante] in hoger beroep (primair) vordert van [geïntimeerde] aan gevolgschade. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat [appellante] (dit bedrag aan) gevolgschade heeft geleden. Volgens [geïntimeerde] had [appellante] belang bij een bouwtijd zoals die er nu is geweest (memorie van antwoord, 5.6, onder aanhaling van 2.8 tot en met 2.15 van de conclusie van antwoord in reconventie).
9.4.
Het hof heeft voor wat betreft de begroting van de gevolgschade (artikel 6:97 BW) behoefte aan nadere deskundige voorlichting. [appellante] heeft - subsidiair - overigens ook gevorderd dat de omvang van deze schade wordt vastgesteld door één of meer door het hof te benoemen deskundigen. Het hof is voornemens de kosten van de deskundige(n) voorshands ten laste van [appellante] als eisende partij te brengen (artikel 195 Rv). Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige(n).
9.5.
Het hof is voornemens aan de te benoemen deskundige(n) in elk geval als hoofdvraag voor te leggen of [appellante] schade heeft geleden als gevolg van het feit dat de varkensstal die op 1 maart 2011 moest zijn opgeleverd pas op 29 december 2011 aan haar ter beschikking is gesteld, en zo ja wat de omvang van deze schade bedraagt. Daarbij dient dan rekening te worden gehouden met het eventuele voordeel dat [appellante] door te late oplevering heeft gehad. Tevens verzoekt het hof partijen bij vorenbedoelde akte suggesties te doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen (sub)vragen.
Vervangende schadevergoeding
9.6.
[appellante] heeft voorts vervangende schadevergoeding gevorderd in verband met gestelde gebreken van de stal. Daartoe heeft zij een rapport van DLV Bouw, Milieu en Techniek B.V. (productie 9 bij de memorie van grieven) alsmede een rapport van [Ruimte, Omgeving & Milieu] Ruimte, Omgeving & Milieu B.V. (productie 10) overgelegd. [geïntimeerde] heeft diverse verweren gevoerd.
9.7.
Ook op dit punt acht het hof deskundigenonderzoek noodzakelijk, zoals ook door [appellante] blijkens zijn eis in hoger beroep is voorzien. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de vraag of er sprake is van zodanige gebreken dat de stal niet voldoet aan de tussen partijen gesloten overeenkomst. Vervolgens is, indien er sprake is van zodanige gebreken, aan de orde de vraag wat de kosten zijn van het afwerken/herstellen daarvan.
9.8.
Ook op dit punt kunnen partijen zich bij de te nemen akte uitlaten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige(n) en verzoekt het hof partijen suggesties te doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Voorts geldt ook hier dat het aan [appellante] is om het voorschot voor de deskundige(n) te voldoen.
9.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

10.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 20 juni 2017 voor akte aan de zijde van beide partijen als bedoeld in rov. 9.4, 9.5 en 9.8, waarna beide partijen een antwoordakte zullen kunnen nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, R.J.M. Cremers en A.J. van de Rakt en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 juni 2017.
griffier rolraadsheer