ECLI:NL:GHSHE:2017:2507

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
200.172.564_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbenoeming in burenzaak met overhangende takken

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een burenconflict over overhangende takken. De appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A.A. Maat, heeft een procedure aangespannen tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. R. Wouters. De zaak is een vervolg op een eerder vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 mei 2015. Het hof heeft in een tussenarrest van 28 februari 2017 partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de deskundige, maar deze heeft de benoeming om persoonlijke redenen niet aanvaard. Het hof heeft vervolgens J.P. Mauritz VRT benoemd als deskundige, verbonden aan Adviseurs & Taxateurs B.V., om onderzoek te verrichten naar de snoeiwerkzaamheden die door de geïntimeerde zijn uitgevoerd aan de bomen van de appellante. Het hof heeft specifieke vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de geschiktheid van de snoeiperiodes en de gevolgen van de snoei voor de bomen. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn vastgesteld op € 4.860,-, te delen door beide partijen. De zaak is verwezen naar de rol van 10 oktober 2017 in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.172.564/01
arrest van 6 juni 2017
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. R.A.A. Maat te Goes,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R. Wouters te Middelburg,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 28 februari 2017 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg onder zaaknummer C/02/290887/ HA ZA 14-858 gewezen vonnis van 6 mei 2015.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 28 februari 2017;
  • de akte van 14 maart 2017 van [appellante] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest zijn [appellante] en [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de perso(o)n(en), het aantal en de deskundigheid van de te benoemen deskundige(n) en voorts suggesties te doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
6.2.
Partijen hebben daarop aangegeven dat zij overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de te benoemen deskundige. Deze deskundige bleek, om hem moverende redenen, niet bereid om de benoeming te aanvaarden.
Het hof heeft partijen daarop geraadpleegd, waarna dezen - onder het geven van enkele nadere aanwijzingen - het hof hebben verzocht om een deskundige aan te zoeken.
Het hof is gebleken dat de heer J.P. Mauritz VRT, verbonden aan [Adviseurs & Taxateurs] Adviseurs & Taxateurs B.V. te [vestigingsplaats] , in aanmerking komt om tot deskundige te worden benoemd en bereid is om deze benoeming te aanvaarden. De deskundige heeft aangegeven geen banden te hebben met partijen of andere tot op heden bij de procedure betrokkenen.
6.3.
De aan de deskundige te stellen vragen zal het hof vaststellen overeenkomstig hetgeen in de r.o. 3.6.6., 3.6.8., 3.8.5. en 3.8.6. van voornoemd tussenarrest is overwogen.
De door [appellante] gesuggereerde vragen zal het hof niet overnemen. De kwesties die [appellante] met deze vragen aan de deskundige wil voorleggen worden reeds door middel van andere vragen voldoende aan de orde gesteld. [geïntimeerde] heeft aangegeven geen aanvullingen te hebben op de door het hof voorgestelde vragen.
6.4.
Gelet op het voorgaande en op hetgeen reeds in voornoemd tussenarrest is overwogen, zal het hof het in die beslissing vermelde deskundigenbericht gelasten. In afwachting hiervan zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
6.5.
Het hof zal, als reeds in het tussenarrest bepaald, het voorschot van de deskundige gelijkelijk ten laste van partijen brengen.

7.De uitspraak

Het hof:
7.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de vragen:
Wat is de met het oog op hun conditie enige of meest geschikte periode in het jaar om bomen als de onderhavige (naar [appellante] stelt: Prunus Cerasifera Nigra) te snoeien? Bestaat bezwaar tegen het snoeien van de bomen in de maanden juli en/of september en zo ja, waarom? Is in dit verband de buitentemperatuur van belang? Bestaat bezwaar tegen het snoeien van de bomen bij een buitentemperatuur van 27 graden Celsius en zo ja, waarom?
[geïntimeerde] heeft de bomen doen snoeien in juli 2014 - bij een buitentemperatuur van 27 graden Celsius - en in september 2014. Indien deze tijdstippen van het jaar dan wel de weersomstandigheden niet of minder geschikt waren: heeft dit snoeien geleid tot nadelige gevolgen voor de conditie van de bomen, en zo ja, welke? Gelieve bij het beantwoorden van deze vraag tevens aan te geven of en zo ja, in welke mate deze nadelige gevolgen zouden zijn vermeden als de bomen uitsluitend op het juiste moment zouden zijn gesnoeid.
Welke delen van de bomen van [appellante] zijn weggesnoeid tijdens de snoeibeurten in juli en september 2014 (alleen het eindresultaat is van belang; het is niet nodig om onderscheid te maken tussen de snoeibeurten in juli en in september 2014)? Betreft het hier uitsluitend boven de tuin van [geïntimeerde] hangende delen van de bomen, of zijn ook delen van de bomen verwijderd die zich op dat moment boven het erf van [appellante] bevonden? Als dit laatste het geval is: welke delen van welke boom/bomen (en aan welke kant/kanten) zijn precies weggesnoeid?
In het geval in juli en/of september 2014 niet uitsluitend overhangende delen van de bomen zijn verwijderd: heeft het wegsnoeien van het meerdere geleid tot nadelige gevolgen voor het uiterlijk en/of de conditie van de bomen, en zo ja, welke? Gelieve bij het beantwoorden van deze vraag tevens aan te geven of en zo ja, in welke mate deze nadelige gevolgen zouden zijn vermeden als uitsluitend de overhangende delen van de bomen zouden zijn weggesnoeid.
Was voorafgaand aan de snoeibeurten in 2014 sprake van gezonde en goed onderhouden bomen, en zo neen, in welke opzichten was dit niet het geval? Gelieve bij het beantwoorden van deze vragen, zo nodig, onderscheid te maken tussen de beide bomen.
Zijn de bomen gesnoeid op een later moment dan in september 2014 en zo ja, welke snoeiwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en op welk moment?
In het geval de vraag onder 6) positief zou worden beantwoord: heeft dit snoeien geleid tot nadelige gevolgen voor de conditie van de bomen, en zo ja, welke? Gelieve bij het beantwoorden van deze vraag tevens aan te geven of en zo ja, in welke mate deze nadelige gevolgen zouden zijn vermeden als de bomen na september 2014 niet zouden zijn gesnoeid.
Heeft de aanleg van een prieel in de tuin van [appellante] in of na 2015 geleid tot nadelige gevolgen voor de bomen en zo ja, welke? Gelieve bij het beantwoorden van deze vraag tevens aan te geven of en zo ja, in welke mate deze nadelige gevolgen zouden zijn vermeden als het prieel niet zou zijn aangelegd.
De bomen zijn circa 1973 geplant. In het geval de beantwoording van de vragen onder 2) en/of 4) leidt tot de conclusie dat sprake is van nadelige gevolgen: hebben deze gevolgen invloed op de levensverwachting van de bomen, en zo ja welke? Gelieve bij het beantwoorden van deze vraag, zo nodig, onderscheid te maken tussen de beide bomen en gelieve tevens aan te geven wat de levensverwachting van de bomen zou zijn geweest als de geconstateerde nadelige gevolgen achterwege waren gebleven.
In het geval de beantwoording van de vragen onder 2) en/of 4) leidt tot de conclusie dat sprake is van nadelige gevolgen: hoe groot is de kans dat de bomen daardoor volledig verloren gaan en op welke termijn is dit (eventueel) te verwachten? Gelieve bij het beantwoorden van deze vraag, zo nodig, onderscheid te maken tussen de beide bomen en gelieve tevens aan te geven hoe groot de kans op volledig verlies zou zijn geweest als de geconstateerde nadelige gevolgen achterwege waren gebleven.
Gesteld dat de bomen dienen te worden vervangen door zo veel mogelijk soortgelijke exemplaren, op dezelfde plaats geplant, maar met een zodanige omvang dat wordt vermeden dat onmiddellijk na het planten sprake zal zijn van overhangende beplanting: welke kosten zijn hiermee gemoeid?
Gesteld dat de bomen niet worden vervangen, welke maatregelen zijn dan nodig om de (eventuele) nadelige gevolgen zoals bedoeld onder 2) en/of 4) weg te nemen (de eventuele nadelige gevolgen zoals bedoeld onder 7) en 8) dienen hier buiten beschouwing te blijven)? Welke kosten zijn hiermee gemoeid?
Welke (positieve) gevolgen zal het treffen van de onder 12) bedoelde maatregelen naar verwachting hebben voor het uiterlijk en de conditie van de bomen en op welke termijn zal dit het geval zijn?
Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
7.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
J.P. Mauritz VRT,
verbonden aan [Adviseurs & Taxateurs] Adviseurs & Taxateurs B.V.,
[adres] ,
[postcode] [vestigingsplaats] ,
[emailadres]
www. [webadres] ;
7.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
7.4.
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
7.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
7.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
7.7.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
7.8.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
7.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 4.860,- inclusief BTW, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
7.10.
bepaalt dat beide partijen ieder de helft van het hiervoor genoemde bedrag zullen overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
7.11.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
7.12.
benoemt mr. W.J.J. Beurskens tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
7.13.
verwijst de zaak naar de rol van 10 oktober 2017 in afwachting van het deskundigenbericht;
7.14.
bepaalt dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellante] ;
7.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, W.J.J. Beurskens en J.J. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 juni 2017.
griffier rolraadsheer