ECLI:NL:GHSHE:2017:2317

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
200.205.586_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap van een rechthebbende met autistische stoornis en verstandelijke beperking

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de vader van de rechthebbende, die verzoekt om ontslag van de huidige bewindvoerder en mentor, zijn ex-partner, en om zelf benoemd te worden in deze functies. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de verzoeken van de vader afgewezen. De vader stelt dat de huidige bewindvoerder/mentor, zijn ex-partner, niet goed functioneert en dat er een vertrouwensbreuk is ontstaan. Hij voert aan dat zij haar rol niet goed kan scheiden van haar rol als moeder en dat zij niet goed omgaat met de financiën van de rechthebbende, die een autistische stoornis en een verstandelijke beperking heeft.

De bewindvoerder/mentor betwist de beschuldigingen en stelt dat zij haar taken naar behoren uitvoert. Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de vader als de bewindvoerder/mentor gehoord, evenals de rechthebbende. Het hof heeft kennisgenomen van de argumenten van beide partijen en de relevante wetgeving inzake bewind en mentorschap. Het hof concludeert dat de kritiek van de vader onvoldoende onderbouwd is en dat er geen wettelijke gronden zijn voor ontslag van de bewindvoerder/mentor. Het hof bekrachtigt daarom de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
Uitspraak: 1 juni 2017
Zaaknummer: 200.205.586/01
Zaaknummers eerste aanleg: 5105953 OV VERZ 16-4726 en 5129576 OV VERZ 16-5092
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M.C.J. Dekkers-de Jong,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
bewindvoerder en mentor, tevens de moeder van de hierna vermelde rechthebbende,
verweerster,
hierna te noemen: de bewindvoerder/mentor,
advocaat: mr. D.C.M. Smeulders-Martens.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [rechthebbende] , (hierna te noemen: de rechthebbende);
- [zus van de rechthebbende] , zus van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, van 29 juli 2016 en 15 september 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 december 2016, heeft de vader verzocht voormelde beschikking van 15 september 2016 te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het verzoek integraal toe te wijzen, inhoudend dat dat (naar het hof begrijpt) de huidige bewindvoerder/mentor zal worden ontslagen en dat de vader benoemd zal worden tot zowel bewindvoerder als mentor over zijn zoon, de rechthebbende.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 januari 2017, heeft de bewindvoerder/mentor verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 april 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Dekkers-de Jong;
  • de bewindvoerder/mentor, bijgestaan door mr. Smeulders-Martens;
  • de rechthebbende.
2.3.1.
De zus van de rechthebbende is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het V6-formulier met bijlage van de advocaat van [appellant] d.d. 23 december 2016 (aantekeningen van de zitting van
1 juli 2016).

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 16 juni 2010 heeft de kantonrechter te Tilburg over de goederen die [rechthebbende] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, een bewind ingesteld en tevens ten behoeve van de rechthebbende een mentorschap ingesteld, met benoeming van [verweerster] , de moeder, tot bewindvoerder en mentor.
3.2.
Bij de bestreden eindbeschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant het verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder en mentor, onder gelijktijdige benoeming van [appellant] (de vader) als opvolgend bewindvoerder en mentor, afgewezen.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - aan dat de rechtbank het vonnis onvoldoende heeft gemotiveerd.
De vader wenst de huidige bewindvoerder/mentor te vervangen nu zij (volgens de rechthebbende):
  • er moeite mee heeft om haar functie te scheiden van het moederschap;
  • zo nu en dan dreigt met het nemen van financiële maatregelen als de rechthebbende dingen zegt, doet of nalaat die haar niet welgevallig zijn;
  • geen inzicht wil geven in de financiën;
  • de indruk wekt dat zij niet alle gelden die zij zegt aan te wenden voor zijn levensonderhoud daadwerkelijk daartoe aanwendt;
  • niet mee werkt aan een andere daginvulling, die de rechthebbende graag wenst.
Er is sprake van een vertrouwensbreuk en de communicatie tussen de huidige bewindvoerder/mentor en de rechthebbende en tussen haar en de hulpverlenende instanties verloopt moeizaam. Alhoewel er circa € 15.000,-- aan spaargeld aanwezig is, beschikt de rechthebbende niet over alle voorzieningen die hij nodig heeft. Er wordt onvoldoende geluisterd naar de wensen en behoeften van de rechthebbende, ook ten aanzien van zijn dagbesteding. De vader wil de rechthebbende graag naar een hoger niveau brengen, terwijl er nu sprake is van een neerwaartse spiraal.
3.5.
De bewindvoerder/mentor voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
De bewindvoerder/mentor betwist dat zij haar taken niet goed uitvoert.
Nu er veel hulpverleners bij de rechthebbende betrokken zijn is het soms lastig om alles te stroomlijnen, maar de communicatie verloopt naar haar zeggen goed.
De bewindvoerder/mentor betrekt de rechthebbende en de vader zoveel mogelijk bij alle zaken, maar uiteindelijk is zij degene die beslist.
De bewindvoerder/mentor heeft waardering voor hetgeen de vader in de opvoeding van de rechthebbende heeft gedaan, maar dit staat los van de noodzakelijke capaciteiten die het bewind en mentorschap met zich brengen. Zij acht de vader echter ongeschikt voor de taak van bewindvoerder/mentor, gezien zijn psychische problematiek. De bewindvoerder/mentor schat de kansen van de rechthebbende anders in dan de vader. Er is sprake van een autistische stoornis en een verstandelijke beperking. De rechthebbende is door een arbeidsdeskundige en een verzekeringsarts geïndiceerd in de klasse 80 tot 100% arbeidsongeschikt.
Er is geen sprake van een vertrouwensbreuk. Van een motiveringsgebrek in het vonnis is er evenmin sprake.
Teneinde de rechthebbende meer begrip en meer inzage in zijn financiën te geven, is de bewindvoerder/mentor doende om een deel van de financiën bij Stichting Beheer Cliëntengelden Amarant (SBCA) onder te brengen. Dit traject bevindt zich nog in de opstartfase. De bewindvoerder/mentor heeft dit met de rechthebbende besproken en de begeleider eveneens op de hoogte gebracht. De verantwoording over 2016 is ook met de rechthebbende besproken en hij heeft die zelf goedgekeurd.
Graag had de bewindvoerder/mentor binnen het multidisciplinair overleg een toelichting gegeven op het SBCA-traject, maar dit overleg is door de hulpverlening afgeblazen.
3.6.
De rechthebbende heeft ter zitting - zakelijk weergegeven - verklaard veel van zijn moeder te houden, maar van mening te zijn dat door haar toedoen de financiën nu een puinhoop zijn.
Het SBCA-traject druist in tegen het eerder, door alle betrokkenen getekende, persoonlijk plan en de eerder gemaakte afspraken.
De rechthebbende stelt zich verder op het standpunt dat zijn capaciteiten op een hoger niveau liggen dan de bewindvoerder meent dat dat het geval is. Hij verricht als voorzitter van een klankbordgroep vrijwilligerswerk en deze werkzaamheden liggen op hbo-niveau.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.3.
Het hof stelt vast dat beide ouders zeer betrokken zijn bij hun zoon, de rechthebbende. Beiden hebben echter een eigen visie op de wijze waarop zijn belangen dienen te worden behartigd. Deze situatie leidt tot problemen tussen de betrokkenen, die voor de toekomst voorkomen zouden kunnen worden door de benoeming van een derde tot bewindvoerder en mentor, zoals ook door de kantonrechter aangegeven. Benoeming van een derde is evenwel niet verzocht en ook overigens niet aan de orde. Geschetst probleem wordt niet opgelost door een wisseling van ouder in de rol van bewindvoerder en mentor.
3.7.4.
De kritiekpunten van de vader op het functioneren van de moeder als bewindvoerder en mentor zijn, voor zover deze grond zouden kunnen vormen voor ontslag, onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd in het licht van de door de moeder gegeven toelichting terzake onder meer het SBCA-traject en de capaciteiten van de rechthebbende. Ook overigens is niet gebleken dat de moeder haar taken als bewindvoerder en mentor niet goed vervult of dat anderszins een wettelijke ontslaggrond speelt. Het hof ziet vanwege het bovenstaande onvoldoende aanleiding het verzoek van de vader toe te wijzen. Het hoger beroep faalt derhalve.
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking waarvan beroep zal bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, van 15 september 2016;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, C.D.M. Lamers en
P. Vlaardingerbroek en is op 1 juni 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, griffier.