12.2Het hebben van (potentiële) zakelijke contacten moet ruim worden uitgelegd. Daaronder valt in ieder geval, maar niet uitsluitend, het uitbrengen van offertes, het sluiten van overeenkomsten en het voeren van gesprekken over mogelijke samenwerking en overeenkomsten. Van het hebben van zakelijke contacten is sprake ongeacht of het initiatief daartoe afkomstig is van Werknemer, de betreffende relatie of een derde. De vraag of een onderneming een relatie van Werkgever is, wordt bepaald aan de hand van de administratie van Werkgever.
Indien Werknemer het in de artikelen 11, 12, 13, 14 en 15 bepaalde overtreedt, verbeurt Werknemer, in afwijking van het bepaalde in artikel 7:650 lid 3, 4 en 5 BW, aan Werkgever een direct en zonder nadere aanmaning, ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst opeisbare boete van EUR 100.000,-- per overtreding, te vermeerderen met EUR 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, onverminderd de overige rechten van Werkgever krachtens de wet of de arbeidsovereenkomst, zoals het recht op nakoming van de overtreden bepaling dan wel een verbod en het vorderen van volledige schadevergoeding. In geval van vordering van volledige schadevergoeding, strekken eventueel reeds verbeurde boetes in mindering op de volledige schadevergoeding. Betaling van de boete ontstaat Werknemer dan ook niet van de in de artikelen 11, 12, 13, 14 en 15 opgenomen verplichtingen.
Artikel 20 Overige tegemoetkomingen
Werknemer zal voor Werkgever bepaalde tijd werkzaam zijn op de vestiging in [vestigingsplaats 2] , Texas. Werknemer is zich bewust van het internationale karakter van de werkzaamheden en verbindt zich aan periodieke verblijven in het buitenland. In verband met het bijzondere karakter van deze tijdelijke opdracht zijn Werkgever en Werknemer een aantal specifieke kostenvergoedingen overeengekomen. Voor de duur van deze bepaalde periode wordt de standplaats zoals genoemd in artikel 1.3 tijdelijk vervangen door [vestigingsplaats 2] , Texas.”
waarna in dit artikel kostenposten worden opgesomd die voor rekening van [Marine & Offshore] komen, zoals de kosten van medische zorg, verhuizing, familiebezoek in Nederland, de meerkosten van het bezoek van de zoon van [geïntimeerde] aan de (Internationale) School in [vestigingsplaats 2] en hem voorts een dienstauto ter beschikking wordt gesteld met vergoeding van de hiermee gepaard gaande kosten.
3.1.4.Partijen hebben op of omstreeks 31 augustus 2012 een beëindigingsovereenkomst gesloten (productie 6, inleidende dagvaarding). Hierin wordt het dienstverband met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 oktober 2012. Voor zover hier van belang wordt in deze overeenkomst in artikel 9 met betrekking tot het relatiebeding van artikel 12 van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd het navolgende bepaald:
“9. Met betrekking tot het tussen partijen van kracht blijvende artikel 12, dat een relatiebeding bevat, komen partijen nader overeen dat bedoeld relatiebeding, voor zoveel nodig, wordt beperkt dat er uitsluitend sprake kon zijn van overtreding van het relatiebeding wanneer de werknemer relaties van de werkgever benadert die actief zijn in dezelfde marktsector als waarin de werkgever werkzaam is dan wel wanneer de werknemer de relaties benadert voor het laten verrichten van werkzaamheden, direct dan wel indirect in de marktsector waarin de werkgever actief is.”
Voorts is in deze overeenkomst een slotartikel opgenomen, luidende als volgt:
“11. Na uitvoering van het bovenstaande verklaren beide partijen over en weer van elkaar niets meer te vorderen hebben uit hoofde van het dienstverband en/of terzake van de beëindiging daarvan en elkaar terzake finale kwijting verlenen.”
3.1.5.Voorafgaand aan het sluiten van de beëindigingsovereenkomst is door mr. Veldhuizen namens [Marine & Offshore] en mr. Smet namens [geïntimeerde] onderhandeld over de inhoud daarvan. In een e-mailbericht van mr. Smet aan mr. Veldhuizen d.d. 28 augustus 2012 (productie 33, conclusie van repliek), bericht zij, voor zover hier relevant:
“Punt 8: Akkoord indien wel is toegestaan dat hij de contacten wel mag aanwenden zolang het niet voor de markt van uw cliënte betreft. Kortom, cliënt zal geen schade aan de markt van uw cliënte toebrengen. (…)”
In een e-mailbericht van mr. Veldhuizen aan mr. Smet d.d. 30 augustus 2012 (productie 18, aanvullende producties eerste aanleg [Marine & Offshore] ) schrijft hij, voor zover hier van belang, onder meer:
“3. Met betrekking tot het in stand gebleven relatiebeding haak ik – uiteraard – aan bij hetgeen in de arbeidsovereenkomst vermeld stond. Ik heb geprobeerd de door u gevraagde ruimte met betrekking tot contacten die geen betrekking hebben op de markt van mijn cliënte recht te doen.”
3.1.6.In een e-mail van 29 april 2013 aan de heer [medewerker van Femco-Group Ltd.] van Femco-Group ltd. heeft [geïntimeerde] gevraagd wie hij zou moeten benaderen om deel te kunnen nemen aan het lopende project op de Sinopacific Shipyard [vestigingsnaam] in China, waarop hij de contactgegevens van mevrouw [medewerker van Sinopacific] , door [geïntimeerde] ook wel mevrouw [familienaam van medewerker van Sinopacific] genoemd, van de Chinese onderneming Sinopacific Shipbuilding Group (hierna: Sinopacific) heeft gekregen (productie 3, conclusie van antwoord).
Per e-mailbericht van 29 april 2013 heeft [geïntimeerde] namens CargoFlexX B.V. (hierna: CargoFlexX) Sinopacific benaderd met het verzoek in aanmerking te mogen komen voor de constructie en levering van ‘dry bulk handling system’(s) voor door Sinopacific te bouwen schepen (productie 10, inleidende dagvaarding).
Op 16 mei 2013 nadien heeft [geïntimeerde] een vervolg e-mailbericht naar Sinopacific gestuurd, nadat hij geen reactie op zijn eerdere e-mailbericht had ontvangen (eveneens productie 10, inleidende dagvaarding).
3.1.7.CargoFlexX is op 6 juni 2013 opgericht en gevestigd te [vestigingsplaats 3] . Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel (productie 7, inleidende dagvaarding; ook productie 51, memorie van grieven) is CargoFlexX leverancier van totaaloplossingen op het gebied van cargohandling-systemen voor de Marine & Offshore industrie.
[geïntimeerde] is enig aandeelhouder en bestuurder van [Holding 1] Holding B.V. [Holding 1] Holding B.V. is bestuurder van CargoFlexX.
[Holding 2] Holding B.V. is tevens bestuurder van CargoFlexX. De vader van [geïntimeerde] ( [vader van geintimeerde] ) is op zijn beurt bestuurder en enig aandeelhouder van [Holding 2] Holding B.V.
3.1.8.Per e-mailbericht/brief d.d. 17 mei 2013 (productie 11, inleidende dagvaarding) heeft mr. J-W. van Geen als gemachtigde van [Marine & Offshore] , [geïntimeerde] aangeschreven en gesteld dat [geïntimeerde] door het versturen van de e-mails aan Sinopacific het relatiebeding heeft overtreden en dat hij door deze handelwijze een direct opeisbare boete verbeurt. Daarbij is [geïntimeerde] de mogelijkheid geboden om een betalingsregeling te treffen voor het betalen van de boete.
Nadat [geïntimeerde] herhaaldelijk heeft geweigerd aan de door [Marine & Offshore] gestelde betalingsverplichting te voldoen, heeft [Marine & Offshore] [geïntimeerde] in rechte betrokken.
3.2.1.In de procedure in eerste aanleg vorderde [Marine & Offshore] – na vermeerdering van eis – dat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht wordt verklaard dat [geïntimeerde] het tussen partijen bestaande relatiebeding tweemaal, althans ten minste eenmaal, heeft overtreden;
- [geïntimeerde] wordt veroordeeld om per overtreding van het tussen partijen geldende relatiebeding aan [Marine & Offshore] een bedrag van € 100.000,-- te voldoen, althans een in goede justitie te bepalen ander bedrag, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf 22 mei 2013, dan wel een andere in goede justitie te bepalen dag, tot de dag der algehele voldoening;
- [geïntimeerde] wordt veroordeeld om aan [Marine & Offshore] te betalen alle door haar gemaakte en nog te maken beslagkosten, tot nog toe een bedrag van € 574,86;
- [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.2.Aan deze vorderingen heeft [Marine & Offshore] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Partijen zijn een relatiebeding en een boetebeding overeengekomen. Door de twee e-mails die hij heeft gezonden naar Sinopacific teneinde een samenwerking tot stand te brengen tussen Sinopacific en CargoFlexX, heeft [geïntimeerde] het relatiebeding tweemaal overtreden. Sinopacific is een relatie van [Marine & Offshore] . Het relatiebeding ziet niet slechts op relaties van [Marine & Offshore] in de Verenigde Staten van Amerika. De reikwijdte van het relatiebeding en boetebeding waren kenbaar voor [geïntimeerde] . [geïntimeerde] wist dat Sinopacific een relatie is van [Marine & Offshore] . [geïntimeerde] heeft derhalve tweemaal de overeengekomen boete verbeurd. Er is onvoldoende grond om tot matiging van de boete over te gaan. Tot zekerheid van haar vordering heeft [Marine & Offshore] conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van [geïntimeerde] . [Marine & Offshore] vordert in deze procedure alle gemaakte en nog te maken beslagkosten. Aldus – steeds – [Marine & Offshore] .
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.In voormeld vonnis van 18 december 2013 heeft de kantonrechter, zoals reeds overwogen, een comparitie van partijen bepaald. De comparitie is gehouden op 13 februari 2014, zo blijkt uit vonnis van 6 augustus 2014. Bij het aan het hof overgelegde procesdossier van de eerste aanleg bevindt zich geen proces-verbaal van de comparitie, en ook niet de aantekeningen van de zitting waarvan de kantonrechter in het vonnis van 6 augustus 2014 onder het procesverloop melding maakt.
3.3.2.In het vonnis van 6 augustus 2014 heeft de kantonrechter onder rov. 3.8.1 tot en met 3.8.5 vier door [geïntimeerde] tegen de geldigheid van het relatie- en boetebeding aangevoerde argumenten verworpen en geoordeeld dat er tussen partijen een geldig relatie- en boetebeding tot stand is gekomen.
Daarna heeft de kantonrechter de vraag behandeld of en zo ja in welke mate het relatiebeding is overtreden. Daarbij heeft de kantonrechter vooropgesteld dat, nu er sprake is van een geldig relatiebeding, de benadering door [geïntimeerde] van elke ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst bestaande relatie van [Marine & Offshore] binnen de begrenzing van dit relatiebeding in beginsel een overtreding van [geïntimeerde] vormt, die ingevolge het boetebeding van artikel 15 van de arbeidsovereenkomst leidt tot het verbeuren van een boete door [geïntimeerde] . Dit laatste zou slechts anders zijn, aldus de kantonrechter, indien [geïntimeerde] geen wetenschap had van het feit dat de onderneming die hij benaderde een relatie van [Marine & Offshore] was en hij die wetenschap ook niet behoefde te hebben (rov. 3.9.1).
Na vastgesteld te hebben dat partijen twisten over de vraag of [geïntimeerde] wist dan wel had behoren te weten dat Sinopacific een relatie van [Marine & Offshore] was (rov. 3.9.2), heeft de kantonrechter [Marine & Offshore] opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen, waaruit blijkt dat [geïntimeerde] wetenschap had, althans behoorde te hebben van het feit dat Sinopacific een relatie van [Marine & Offshore] was.
3.3.3.Vervolgens heeft [Marine & Offshore] een akte overlegging van producties met producties 45-50 genomen, waarna [geïntimeerde] een antwoordakte heeft genomen. In voormeld vonnis van 28 januari 2015 (het eindvonnis) heeft de kantonrechter de door [Marine & Offshore] overgelegde producties achtereenvolgens besproken en de bewijswaarde hiervan beoordeeld (rov. 2.2.1 tot en met 2.5.3). De kantonrechter heeft [Marine & Offshore] niet in de bewijslevering geslaagd geacht. Volgens de kantonrechter kan het bewijs niet worden geput uit de overgelegde producties (rov. 2.6.1). Voorts heeft de kantonrechter overwogen dat al de producties ontleend zijn aan het computersysteem van [Marine & Offshore] en dat de waarde van bewijsmiddelen, die aan een dergelijk systeem worden ontleend, zeer betrekkelijk is omdat een computersysteem zoals algemeen bekend – doorgaans eenvoudig – manipuleerbaar is (rov. 2.6.2). Op grond van het voorgaande heeft de kantonrechter de vorderingen van [Marine & Offshore] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.
3.4.1.[Marine & Offshore] heeft in principaal hoger beroep veertien grieven aangevoerd. [Marine & Offshore] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en, opnieuw recht doende, tot het toewijzen van haar vorderingen, het afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] , met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties te vermeerderen met nakosten en met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van al hetgeen door [Marine & Offshore] is of zal zijn betaald op grond van de vonnissen waarvan beroep, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4.2.Grief 1in principaal hoger beroep is gericht tegen de feitenweergave door de kantonrechter. Deze grief heeft het hof hiervoor (zie rov. 3.1) reeds behandeld.
De
grieven 2 tot en met 12zijn gericht tegen de bewijswaardering door de kantonrechter in het eindvonnis. In dit verband heeft [Marine & Offshore] een onderzoeksrapport van een forensische IT analyse van [Advisory] Advisory N.V. ( [Advisory] ) overgelegd (productie 58 bij de memorie van grieven). Uit dat rapport volgt volgens [Marine & Offshore] – in reactie op hetgeen de kantonrechter in het eindvonnis onder rov. 2.6.2 heeft overwogen – dat de producties 45-50 wel degelijk authentiek zijn.
Grief 13is gericht tegen rov. 3.9.1 van het tussenvonnis. [Marine & Offshore] betoogt hierbij dat de kantonrechter een foutieve toetsingsmaatstaf hanteert door als voorwaarde voor het kunnen verbeuren van de boete te stellen dat [geïntimeerde] wist of behoorde te weten dat Sinopacific een relatie was van [Marine & Offshore] . Voor het verbeuren van de boete hoeft slechts aan twee voorwaarden te zijn voldaan:
er moet sprake zijn van een geldig relatiebeding;
de werknemer in kwestie moet een relatie van de werkgever benaderen om het relatiebeding te overtreden.
In casu is aan deze voorwaarden voldaan, aldus [Marine & Offshore] .
Grief 14betreft een verzamelgrief.
3.5.1.In voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, ingesteld onder de voorwaarde dat enige grief van [Marine & Offshore] in het principaal hoger beroep zou slagen, heeft [geïntimeerde] twee grieven aangevoerd. [geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [Marine & Offshore] in hoger beroep, met veroordeling van [Marine & Offshore] in de kosten van deze procedure in hoger beroep.
3.5.2.Grief 1in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep houdt in dat de kantonrechter in rov. 3.1 van het tussenvonnis van 6 augustus 2014 ten onrechte heeft overwogen dat “
Sinopacific is een belangrijke relatie van [Marine & Offshore]” en vervolgens in rov. 3.9.2 van dat tussenvonnis dat “
als onbetwist vaststaat dat Sinopacific sinds 2010 verreweg de grootste afnemer van [Marine & Offshore] was”.
Volgens
grief 2heeft de kantonrechter in rov. 3.9.1 van het tussenvonnis van 6 augustus 2014 ten onrechte overwogen dat benadering door [geïntimeerde] van een bestaande relatie in beginsel een overtreding vormt, zonder daarbij de door de kantonrechter gebruikte woorden “
binnen de begrenzing van het relatiebeding” nader uit te werken, in die zin dat de kantonrechter heeft vastgesteld wat het relatiebeding nu eigenlijk exact verbiedt.