6.1.2.Bij genoemd tussenarrest heeft het hof onder meer de volgende beslissingen genomen:
- [geïntimeerde] zal worden toegelaten te bewijzen dat de automatiseringswerkzaamheden die deel uitmaakten van het werk waarvoor partijen een vaste aanneemsom zijn overeengekomen, op 28 maart 2011 waren voltooid. De eerste principale grief slaagt in zoverre (rov. 3.6.3);
- de rechtbank heeft terecht aangenomen dat [appellante] rekening hield met hogere kosten dan de in de eerdere offertes in verband met de montage van de installatie genoemde bedragen. De tweede principale grief slaagt niet (rov. 3.7.3);
- ( met betrekking tot de derde en vierde principale grief): op [geïntimeerde] rust de bewijslast ter zake van de verrichte werkzaamheden, het geleverde materiaal en materieel, van het feit dat de door haar in rekening gebrachte prijs redelijk is en dat, voor zover de in rekening gebrachte prijs meer dan 10% uitstijgt boven de afgegeven richtprijs, het werk waarvoor opdracht is gegeven en wat is uitgevoerd, wezenlijk verschilt van het werk waarvoor richtprijzen zijn afgegeven (rov. 3.8.6). Het hof gaat er voorshands van uit dat de in rekening gebrachte werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en dat het in rekening gebrachte materiaal en materieel daadwerkelijk is geleverd (rov. 3.8.7). Dat impliceert echter nog niet een redelijke prijs in de zin van artikel 7:752 lid 1 BW (rov. 3.8.8). Het hof gelast een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de vraag of [geïntimeerde] aan [appellante] een redelijke prijs in rekening heeft gebracht. Met het oog daarop heeft het hof een aantal aan de deskundige voor te leggen vragen geformuleerd (rov. 3.8.12);
- ook indien materiaal/materieel is geleverd in strijd met een afspraak van partijen om op voorhand goedkeuring te vragen door middel van een bestelbon, betekent dat zonder bijkomende feiten en/of omstandigheden, die echter niet zijn gesteld of gebleken, niet dat [appellante] de kosten van dat daadwerkelijk wel geleverde materiaal en ingezette materieel niet verschuldigd zou zijn. De vijfde principale grief slaagt niet (rov. 3.9.3);
- de bespreking van de zesde principale grief (prijsindicaties en beoordeling 10%-bandbreedte) wordt aangehouden tot na het deskundigenbericht (rov. 3.10);
- bewijs omtrent de uitleg van de in de e-mail van 2 september 2010 neergelegde aanvullende afspraken is niet aan de orde. Ook indien daaraan de door [appellante] bepleite betekenis zou moeten worden gegeven, leidt dat niet tot verval van recht van [geïntimeerde] op betaling van door haar verrichte WTB werkzaamheden. De zevende principale grief slaagt niet. De incidentele grief in zoverre wel (rov. 3.11.3);
- de werkbonnen doen niet af aan de verplichting van [geïntimeerde] om aan [appellante] een redelijke prijs in rekening te brengen. Voor zover een andersluidend oordeel in de bestreden overweging van de rechtbank zou moeten worden gelezen, slagen de principale grieven 8b en 8c. De principale grief 8a behoeft geen verdere bespreking (rov. 3.12.3);
- de negende principale grief (door [appellante] gestelde dubbele facturering) slaagt niet (rov. 3.13.5);
- ( met betrekking tot de tiende principale grief): uit de enkele betaling van twee facturen door [appellante] kan niet worden afgeleid dat [appellante] erkende een opslag van 10% verschuldigd te zijn (rov. 3.14.3). Het hof zal aan de deskundige de vraag voorleggen of het door [geïntimeerde] gehanteerde opslagpercentage van 10% gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, onderdeel van een redelijke prijs kan uitmaken (rov. 3.14.4);
- het hof houdt de beslissing op de elfde grief (voor zover gericht tegen de toewijzing van buitengerechtelijke kosten van [geïntimeerde] ) aan tot na het deskundigenbericht (rov. 3.15.3);
- de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [geïntimeerde] op 28 maart 2011 de nakoming van haar verbintenissen mocht opschorten. Vaststaat immers dat [appellante] toen in verzuim verkeerde, aangezien zij een aantal facturen, waarvan de betalingstermijn was verstreken, onbetaald had gelaten. Bovendien verkeerde [geïntimeerde] op dat moment niet in verzuim (rov. 3.16.3);
- nu [appellante] inmiddels alle facturen van [geïntimeerde] heeft betaald en opschorting door [geïntimeerde] dus niet meer aan de orde is, komt het hof toe aan een inhoudelijke beoordeling van de reconventionele vorderingen van [appellante] . Het gaat dan om de vordering tot herstel van de bitumenleiding en de betaling van schadevergoeding wegens gestelde gebreken aan de thermische olieleiding en de olietank (rov. 3.16.4);
- voor wat betreft eerstgenoemde vordering heeft het hof een deskundigenbericht gelast ter beantwoording van de vraag of de door [geïntimeerde] geleverde en geïnstalleerde bitumenleiding de eigenschappen bezit die [appellante] , op wie de bewijslast rust, op grond van de aannemingsovereenkomst mocht verwachten. Het hof heeft een aantal aan de deskundige voor te leggen vragen geformuleerd (rov. 3.16.8);
- de reconventionele schadevordering van [appellante] is hoe dan ook niet toewijsbaar, omdat het gevolgschade betreft en de aansprakelijkheid voor dergelijke schade in de toepasselijke algemene voorwaarden is uitgesloten (rov. 3.16.10).