Het hof stelt voor om aan de deskundige de navolgende vragen voor te leggen:
1. Hoe luidt de anamnese voor wat de betreft de aard, de ernst en het verloop van de psychische klachten van betrokkene per 13 mei 2009 en per heden? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Welke behandelingen zijn toegepast en wat is het resultaat van deze behandelingen?
2. Wilt u in uw anamnese per 13 mei 2009 en per heden aangeven welke beperkingen op uw vakgebied betrokkene aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
3. Wilt u op basis van het medisch dossier van betrokkene een beschrijving geven van de medische voorgeschiedenis op uw vakgebied?
4. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
5. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
6. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
7. Wat is de diagnose op uw vakgebied per 13 mei 2009 en per heden? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven? Voor zover er door u verschillen zijn aangegeven in de diagnose op de verschillende momenten, kunt u aangeven waar die verschillen door worden/zijn veroorzaakt? Is er verband tussen deze diagnoses en, zo ja, welk?
8. Kunt u aangeven welke factoren hebben bijgedragen aan de (geestelijke) gezondheidstoestand per 13 mei 2009? Zo ja, kunt u dan (globaal) aangeven welke factoren in welke mate hebben bijgedragen?
9. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering dan wel verslechtering? Zo ja, welke? Op welke termijn? In welke mate?
10. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen?
11. Zijn er op uw vakgebied aandoeningen of beperkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan als betrokkene niet bij [de vennootschap naar Belgisch recht] had gewerkt?
12. Zo ja, kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de aandoeningen of beperkingen dan hadden kunnen ontstaan?
13. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
14. Acht u expertise op een ander vakgebied wenselijk, en, zo ja, op welk vakgebied?