4.1.De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 3.1. vermeld van welke tussen partijen vaststaande feiten zij bij de beoordeling van het geschil is uitgegaan. Die feiten zijn niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Hierna volgt een opsomming van die feiten en van nog enkele tussen partijen vaststaande feiten.
a. Bij vonnis van 18 januari 2011 (productie 1 dagvaarding in eerste aanleg) is Adviez Deelneming B.V. (hierna Deelneming of de failliet. De curator spreekt over “Adviez Deelnemingen B.V.”) op eigen aangifte failliet verklaard, met benoeming van de curator als curator.
b. Adviez Holding c.s. waren ten tijde van de faillietverklaring van Deelneming allen (indirect) bestuurder van de failliet.
c. Op 21 maart 2008 heeft Deelneming, opgericht in september 2007, een overeenkomst gesloten (productie 7 dagvaarding in eerste aanleg. In het hoofd van de overeenkomst is vermeld “Intentieverklaring” en zo zal deze hierna worden aangeduid) met de aandeelhouders in [naam Bvba] Bvba (de heer [aandeelhouder 1] en mevrouw [aandeelhouder 2] ), waarbij Deelneming in termijnen de aandelen in [naam Bvba] Bvba zou afnemen.
d. De Intentieverklaring houdt onder meer in:
“(…)
4. Levering van de aandelen
(…) Na de eerste deelbetaling van euro 50.000,- worden 150 aandelen overgedragen. Na iedere kwartaalbetaling vindt overdracht plaats van 30 aandelen. In totaal leidt dit tot de overdracht van (1x 150+20*30) = 750 aandelen. (…)
Overtreding door koper leidt tot een voor de verkoper direct opeisbaar bedrag van euro 275.000,- onder aftrek van de reeds betaalde termijnen (…).
6. Koopprijs en betaaltermijnen
- De oorspronkelijke koopprijs (per intentieverklaring augustus 2007) is overeengekomen op 82,7% van de omzet over 2006 (euro 267.000) en de prijs van de inventaris zijnde euro 15.000 totaal euro 235.809.
- De koopprijs zoals die nu wordt overeengekomen komt uit op euro 275.000.
- Per overname datum van 1 april 2008 wordt betaald EURO 50.000,- (…) aan de notaris die de akte tot overeenkomst en overdracht van aandelen passeert.
- Vervolgens wordt uiterlijk op de 15e dag van elk volgend nieuw kwartaal (voor het eerst op 20 juli 2008 en voor het laatst op 20 april 2013, gedurende 5 jaar) betaald 15% van de behaalde omzet van het afgelopen kwartaal als vermeld op de BTW-aangifte. De geschatte omzet per kwartaal bedraagt EURO 75.000,- hetgeen leidt tot ee)
n geschatte kwartaalbetaling van EURO 11.250,-.
- Totaal wordt betaald EURO 50.000,- + (5*(4*Euro 11.250,-) = EURO 275.000,-.
- Indien de situatie het toelaat zijn versnelde of getemporiseerde afbetalingen mogelijk. Uitgangspunt is dat (…) de liquiditeitspositie van het bedrijf niet nadelig beïnvloed wordt. De vervroegde aflossing bedraagt voor de kwartaalbetaling minimaal euro 11.250,- verhoogd met 10% = euro 12.375,-. (…)”.
e. Op 1 april 2008 zijn de eerste 20% van de aandelen geleverd tegen betaling door Deelneming van € 50.000,-. Daarna zijn geen aandelen meer afgenomen noch zijn er betalingen verricht.
f. Bij e-mailbericht van 16 mei 2008 (productie 2 conclusie van antwoord MM en [geïntimeerde 5] ) schrijft de heer [aandeelhouder 1] aan [geïntimeerde 3] :
“Hierbij mijn reactie op de overeenkomst van samenwerking.
Uit deze overeenkomst blijkt:
- (…)
- De financiering tot overdracht van aandelen van [naam Bvba] BVBA door AdvieZ voor rekening komt van [naam Bvba] BVBA
- Henk geen enkele beslissingsmacht binnen [naam Bvba] BVBA meer heeft.
Deze gang van zaken zint mij niet.
(…)
Indien AdvieZ Deelneming BV haar verplichting m.b.t. de overeenkomst tot overdracht van aandelen niet nakomt i.v.m. blijkbaar recent gerezen financieringsproblemen, ik mij op het standpunt stel dat alle gevolgen hiervan voor rekening en risico van AdvieZ deelneming BV zijn.”
g. De notulen van de algemene jaarvergadering van aandeelhouders van [naam Bvba] Bvba van 26 mei 2008 (productie 8 dagvaarding eerste aanleg) vermelden onder meer:
“(…)
Wat verder ter tafel komt. Besproken werd hoe nu om te gaan met de situatie dat AdvieZ Deelneming BV niet aan haar verplichting kan voldoen. Met algemene stemmen werd besloten dat de aandeelhouders ieder afzonderlijk zullen zoeken naar een oplossing om de reeds ontstane schade en toekomstige schade te doen beperken. (…)”.
Deelneming heeft deze notulen niet ondertekend.
h. [geïntimeerde 3] heeft in reactie op de hiervoor genoemde notulen op 6 juni 2008 aan [aandeelhouder 1] geschreven (productie 2 conclusie van antwoord Holding, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] ):
“(…)
3. Graag aanpassen in “De financiering van [naam Bvba] BVBA zoals overeengekomen in de intentieverklaring wordt door beide partijen anders geinterpreteerd. Invulling van het plan 2008 is daarmee geen prioriteit”. (…).”
i. De jaarrekening ex art. 2:394 BW over het boekjaar 2007 van Deelneming die op grond van art. 2:394 lid 3 BW voor 1 februari 2009 openbaar gemaakt had moeten zijn, is openbaar gemaakt op 24 maart 2010.
De jaarrekening over het boekjaar 2008 is niet voor 1 februari 2010 openbaar gemaakt, maar eveneens op 24 maart 2010.
j. Bij vonnis van de rechtbank Breda van 20 oktober 2010 (productie 9 dagvaarding in eerste aanleg) is Deelneming onder last van een dwangsom veroordeeld tot nakoming van de Intentieverklaring op grond waarvan toen inmiddels opeisbaar was € 246.948,85, vermeerderd met rente en kosten en tegen afname van 80% van de aandelen in [aandeelhouder 1] .