Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 januari 2017;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 maart 2017;
- het V6-formulier met producties van de zijde van de Wilhelminaschool, ingekomen ter griffie op 23 maart 2017;
- het procesdossier van de eerste aanleg, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 oktober 2016;
3.De beoordeling
1) van 22 september 2015 tot en met 22 september 2015 (0,2306 fte);
1. De cao treedt in werking op 1 juli 2014 en loopt tot en met 30 juni 2015,behoudens het bepaalde hierna.
2. Opzeggingbijzonder onderwijsIndien ten minste zes maanden voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde looptijd door geen der partijen schriftelijk aan de andere partij is kenbaar gemaakt de cao op te zeggen, wordt deze geacht stilzwijgend te zijn verlengd voor telkens één jaar. Opzegging leidt terstond tot hernieuwd overleg tussen de partijen. Indien in dit overleg niet overeenstemming is verkregen over een nieuwe cao blijft deze cao van kracht tot het moment dat daarover wel een akkoord is verkregen en blijkens ondertekening is bekrachtigd.
1. Van de dag dat tussen dezelfde werkgever en de werknemer arbeidsovereenkomstenvoor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste benoeming als aangegaan voor onbepaalde tijd. Voorgaande volzin is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten genoemd in de artikelen 3.3 en 3.4.
1. Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in verband met vervanging als bedoeldin artikel 3.4 aanhef en onder b, kunnen elkaar opvolgen. De maximale duur van de som van de elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd op deze grond voor onderwijsgevend personeel en onderwijsondersteunend personeel met lesgebonden en/of behandeltaken bedraagt in afwijking van artikel 7:668a Burgerlijk Wetboek drie jaar. Binnen deze periode is het mogelijk zes arbeidsovereenkomsten aan te gaan.
“Zie hieronder de info vanuit Vizyr [smiley met verdrietig gezicht]We hebben nog even gebeld over de datum van 30 juni (2016, hof). Vanaf 1 juli treedt de WWZ in werking en gaat dus de nieuwe regelgeving van de WWZ in. Vandaar…… [smiley met verdrietig gezicht]”In de doorgezonden e-mail van Vyzir staat onder meer het volgende:
“In de telling voor de WWZ hanteren wij twee uitgangspunten:
1. Tijdelijke uitbreidingen tellen niet mee
2. Alle aanstellingen voor de vervanging van dezelfde afwezige (mits aaneengesloten)tellen als 1 contract. De datum waarop zij 24 maanden in dienst zou zijn is 22-09-2017.
beschikking toe te laten tot haar school en [verweerster] daar in de gelegenheid te stellen de
overeengekomen werkzaamheden te verrichten, op straffe van een dwangsom;
€ 2.728,60 per maand, te vermeerderen met emolumenten, vanaf 30 juni 2016 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met de wettelijke rente;
Daarnaast heeft [verweerster] verzocht de Wilheminaschool te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 625,- aan buitengerechtelijke incassokosten en de Wilheminaschool te veroordelen in de proceskosten.
- de verzoeken van [verweerster] alsnog af te wijzen;
- te verklaren voor recht dat tussen [verweerster] en de Wilhelminaschool vanaf 30 juni 2016 geen arbeidsovereenkomst bestaat;
- [verweerster] te veroordelen om aan de Wilhelminaschool terug te betalen hetgeen de Wilhelminaschool aan [verweerster] heeft betaald uit hoofde van de bestreden beschikking, te weten het netto equivalent van € 11.545,43 als nabetaling van het salaris vanaf 30 juni 2016 tot en met 31 oktober 2016, alsmede vanaf 1 november 2016 tot aan de datum van de beschikking van het hof, althans tot 1 januari 2017, het netto-equivalent van het salaris van € 2.728,60 per maand plus emolumenten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente;
- te bepalen dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen de Wilhelminaschool en [verweerster] vanaf 12 oktober 2015 de omvang/werktijdfactor heeft van 0,7686 met een daarbij behorend salaris van € 2.006,- bruto per maand;
- [verweerster] te veroordelen om aan de Wilhelminaschool terug te betalen hetgeen de Wilhelminaschool aan [verweerster] met inachtneming van het salaris van € 2.006,- bruto per maand aan [verweerster] teveel heeft betaald uit hoofde van de bestreden beschikking, te weten het netto equivalent van € 722,60 bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten, vanaf 30 juni 2016 tot aan de datum van de beschikking van het gerechtshof, althans tot 1 januari 2-017, alsmede de betaalde wettelijke rente en wettelijke verhoging naar rato, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
.De derde grief richt zich tegen de hoogte van het salaris dat door de kantonrechter is toegewezen.
“Artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van deze wet, blijft van toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin hetgeen in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op die dag, van toepassing is verklaard of waarin toepassing is gegeven aan artikel 668a, lid 5, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor dat tijdstip, en de arbeidsovereenkomsten waarop deze van toepassing zijn of worden, voor de duur van de looptijd van de collectieve arbeidsovereenkomst of regeling, maar ten hoogste gedurende twaalf maanden na die inwerkingtreding.”
Een opzegging van een cao leidt op grond van artikel 21 Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst in beginsel tot het einde van deze cao. Partijen kunnen hier echter bij cao van afwijken. Dit hebben zij gedaan met de regeling in lid 2 van artikel 1.6. van de CAO PO 2014-2015. Indien wordt gekeken naar de tekst van lid 1 en lid 2 van artikel 1.6 van de CAO PO 2014-2015 in onderlinge samenhang, is het duidelijk dat partijen daarmee hebben willen regelen dat de cao na opzegging niet eindigt, maar blijft doorlopen totdat er een akkoord over een nieuwe cao is verkregen en blijkens ondertekening is bekrachtigd. De nieuwe CAO PO 2016-2017 is getekend op 8 juli 2016 en in werking getreden per 1 juli 2016. Dit betekent dat de looptijd van de CAO PO 2014-2015 niet eerder dan per 1 juli 2016 is geëindigd. In die zin slaagt de tweede grief van de Wilhelminaschool. Ingevolge artikel XXIIe van het overgangsrecht bij de WWZ blijft in dat geval artikel 7:668a BW, zoals dat luidde vóór 1 juli 2015, van toepassing op de CAO PO 2014-2015 en de arbeidsovereenkomsten waarop deze van toepassing is tot 1 juli 2016.
“Voor arbeidsovereenkomsten die ná het tijdstip van de inwerkingtreding van de desbetreffende onderdelen van deze wet worden aangegaan, en waarop een collectieve arbeidsovereenkomst of regeling als bedoeld in het tweede lid[hof: het huidige eerste lid van artikel XXIIe]
van toepassing is, is niet geregeld dat het nieuwe artikel 7:668a BW pas gaat gelden als na afloop van die arbeidsovereenkomst een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt aangegaan. Op die lopende arbeidsovereenkomst is het nieuwe artikel 7:668a onmiddellijk van toepassing na ommekomst van anderhalf jaar[hof: deze periode is later gewijzigd in twaalf maanden]
of vanaf het moment dat er een nieuwe cao is gesloten (na inwerkingtreding van de relevante bepalingen).Als er bijvoorbeeld een cao van toepassing is waarin wordt afgeweken van artikel 7:668a BW, kan het zich voordoen dat er na het tijdstip van inwerkingtreding van het gewijzigde artikel 7:668a BW nog een opvolgende arbeidsovereenkomst voor een bepaalde periode wordt aangegaan, die, als de cao er niet was geweest, ertoe geleid zou hebben dat de arbeidsovereenkomst zou gelden als aangegaan voor onbepaalde tijd. Het tweede lid[hof: het huidige eerste lid van artikel XXIIe]
bepaalt echter dat het nieuwe artikel 7:668a BW tijdelijk nog niet van toepassing is. Na expiratie van de cao, of na ten hoogste anderhalf jaar[hof: deze periode is later gewijzigd in twaalf maanden]
, wordt het nieuwe artikel 7:668a BW wel direct van toepassing. Als de arbeidsovereenkomst die met toepassing van het tweede lid[hof: het huidige eerste lid van artikel XXIIe]
na het tijdstip van inwerkingtreding van het gewijzigde artikel 7:668a BW is aangegaan op dat moment nog loopt, of wordt voortgezet, dan wordt deze beoordeeld volgens het nieuwe artikel 7:668a BW, en een eventuele nieuwe cao, als die er dan is. Dit leidt er mogelijk toe dat de arbeidsovereenkomst op dat moment toch kan gelden als aangegaan voor onbepaalde tijd”(Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 128-129).
Het hof is van oordeel dat de Wilhelminaschool gelet op al het voorgaande haar verplichtingen op grond van de wet en als goed werkgever om schriftelijk duidelijkheid te verschaffen over de duur van de arbeidsovereenkomst heeft verwaarloosd. Die verplichting geldt mede om onduidelijkheid over de duur van de arbeidsovereenkomst te voorkomen. Daarmee heeft de Wilhelminaschool [verweerster] in een onredelijke zware bewijspositie gebracht ten aanzien van de overeengekomen duur van de arbeidsovereenkomst. Het hof is van oordeel dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de bewijslast – en daarmee het bewijsrisico – in de gegeven omstandigheden moet worden omgekeerd en ten laste van de Wilhelminaschool moet worden gebracht. Het hof zal de Wilhelminaschool in de gelegenheid stellen te bewijzen dat 29 of 30 juni 2016 als einddatum van de laatste arbeidsovereenkomst is overeengekomen. Nu de bewijslast op de Wilhelminaschool rust, is het onvoldoende als zij enkel de stelling van [verweerster] ontzenuwt.