4.15Met inachtneming van het hiervoor geschetste kader beantwoord ik de vragen als volgt:
i. Ja, [appellante] had de mogelijkheid om variatie aan te brengen in de modules van de pakketpolis bij Bovemij. [appellante] had de keuze om bepaalde modules wel of niet te sluiten. Standaard omvatte het pakket de AVB, de WAM-verzekering, cliëntenobjecten, bedrijfsrechtsbijstand en de SVI. De overige modules waren optioneel. [appellante] heeft gekozen voor alle optionele modules, conform de aanbevelingen van Bovemij. [appellante] had eventueel kunnen kiezen voor hogere of lagere verzekerde bedragen van de OVI, waarover hierna meer.
ii. Er bestond geen verzekering specifiek voor het rijden met een auto-ambulance. Er bestonden wel in het algemeen verzekeringen voor het rijden met voertuigen van de werkgever. Voor deze auto-ambulance kon een WAM-verzekering gesloten worden. Een cascodekking kon bij Bovemij voor dit voertuig niet gesloten worden, gelet op de leeftijd daarvan (de auto-ambulance kwam uit 1978). Voor inzittenden van de autoambulance kon een SVI en/of een OVI gesloten worden.
Bovemij had, zoals hiervoor toegelicht, aan [appellante] een SVI aangeraden voor een bedrag van f 5.000 per zitplaats en f 25.000 per voertuig. Ook bij andere verzekeraars had een SVI gesloten kunnen worden. De maximale verzekerde bedragen varieerden per verzekeraar. Bij veel verzekeraars bevonden de verzekerde bedragen zich binnen de bandbreedte van f 50.000 tot f 100.000 per voertuig. Er waren echter wel verzekeraars bij wie een SVI gesloten kon worden voor f 500.000 of zelfs voor f 1.000000. Gebruikelijk was een dermate hoog verzekerd bedrag in die tijd echter niet. Nog los van het feit dat de SVI destijds zelfs in de particuliere markt überhaupt slechts zeer beperkt gesloten werd.
De collectieve OVI kon bij Bovemij maximaal gesloten worden voor een verzekerd bedrag van f 100.000 bij blijvende invaliditeit. Bij andere verzekeraars kon de OVI voor een vergelijkbaar bedrag gesloten worden.
iii. Ja, de SVI van Bovemij was inderdaad met name bedoeld om dekking te bieden voor materiële schade van werknemers, wanneer zij gebruik maakten van voertuigen van de werkgever. Daarnaast was met de SVI beoogd om een snelle oplossing te bieden voor kleine ongevallen met beperkt letsel. Zo werd het ook geadviseerd. Een uitgebreidere voorziening werd op dat moment niet noodzakelijk geacht, mede gelet op het toenmalige sociale vangnet. Zelfs in geval van een ongeval met blijvend letsel zou de inkomensachteruitgang van de werknemer naar verwachting niet groot zijn en zou de werknemer op grond van de collectieve OVI ongeveer twee keer een jaarsalaris ontvangen. Dat werd destijds beschouwd als toereikende voorziening. De SVI was bij Bovemij niet voor hogere bedragen te sluiten dan f 5.000 per zitplaats en f 25.000 per voertuig. Dat kwam door het hiervoor geschetste karakter van de dekking. Bij andere verzekeraars was het wel mogelijk geweest om voor hogere bedragen een SVI te sluiten. Daarvoor verwijs ik naar het antwoord onder vi.
iv. Ja, het was mogelijk om de collectieve OVI bij Bovemij af te sluiten voor een hoger bedrag. Bovemij hanteerde de volgende staffel:
Overlijden Blijvende invaliditeit
1 f 20.000 f 40.000
2 f 20.000 f 60.000
3 f 30.000 f 60,000
4 f 25.000 f 75.000
5 f 30.000 f 90.000
6 f 40.000 f 80.000
7 f 80.000 f 80.000
8 f 50.000 f 100.000
9 f 100.000 f 100.000
Maximaal had [appellante] dus kunnen kiezen voor f 100.000 bij overlijden en f 100.000 bij blijvende invaliditeit. Bij Bovemij werd in de praktijk echter vrijwel nooit een OVI gesloten voor deze maximale bedragen. De verzekering werd, zoals gezegd, beschouwd als “extraatje”. Voor de hoogte van de verzekerde bedragen werd doorgaans aansluiting gezocht bij het gemiddelde loon in de onderneming, waarover hierna meer.
Ook bij andere maatschappijen was het mogelijk geweest om een verzekering te sluiten voor hogere bedragen, waarbij het maximum zal hebben gelegen op f 100,000 bij blijvende invaliditeit. Maar ook de andere verzekeraars hebben mij laten weten dat er zelden een OVI gesloten werd voor het maximale bedrag. Gebruikelijk was een dekking van f 10.000 bij overlijden en f 30.000 bij blijvende invaliditeit.
v. Een verzekeringnemer is, binnen de door de verzekeraar aangeboden bandbreedte, vrij in het kiezen van de hoogte van het gewenste verzekerde bedrag voor de OVI. Daarvoor werd in de praktijk vaak aansluiting gezocht bij het gemiddelde jaarloon van de medewerkers van de verzekeringnemer. Daarbij werd niet naar de inkomens van alle afzonderlijke werknemers gekeken De verzekerde som werd afgeleid van de totale loonsom in relatie tot het aantal werknemers. Ook in dit specifieke geval is gekozen voor een OVI met een verzekerd bedrag dat (over de duim berekend) tweemaal het gemiddelde jaarloon was. Het stond [appellante] echter vrij om te kiezen voor een hoger of lager bedrag dan het door Bovemij aanbevolen bedrag.
vi. Ja, het was voor [appellante] mogelijk om een SVI te sluiten. Dat heeft [appellante] ook gedaan. Deze SVI gold, net als de WAM-dekking, voor alle eigen voertuigen die waren aangemeld op de garagepolis. Dat aanmelden gebeurde door telefonisch de kentekens van eventuele nieuwe voertuigen door te geven. De dekking van de SVI gold voor alle inzittenden van de eigen voertuigen, dus niet alleen voor de werknemers. Het was voor [appellante] bij Bovemij niet mogelijk om de SVI voor hogere bedragen te sluiten. Bij Bovemij werd de SVI als standaardproduct met een standaard verzekerd bedrag aangeboden.
[appellante] had ook bij andere verzekeraars een SVI kunnen sluiten. Hoewel je in het algemeen kunt stellen dat niet in die branche gespecialiseerde verzekeraars huiverig zouden kunnen zijn voor het verzekeren van garagebedrijven, geldt dat de verzekeraars die ik gesproken heb bevestigd hebben dat er in beginsel voor een auto-ambulance een SVI gesloten had kunnen worden. Zij hadden dan voor de tarieven aansluiting gezocht bij de tarieven voor een bestelauto of kleine vrachtauto.
Deze verzekeraars hebben echter ook allemaal verklaard dat een SVI in de betreffende periode vrijwel uitsluitend gesloten werd in de particuliere markt. En zelfs daar slechts zeer beperkt. Een SVI kon bij hen ook door zakelijke klanten gesloten worden. Maar dat was in de praktijk volstrekt ongebruikelijk. Een OVI was ook bij hen wel gebruikelijk in de zakelijke markt. Bij een aantal verzekeraars was de SV1 alleen te sluiten in combinatie met een bij die verzekeraar te sluiten WAM-verzekering.
Als [appellante] een SVI gesloten zou hebben bij een andere verzekeraar, was een hoger verzekerd bedrag mogelijk geweest. Er waren destijds verzekeraars die een verzekerd bedrag aanboden van f 500.000 of zelfs f 1.000.000.
vii. De voorwaarden die van toepassing zijn op de pakketpolis zijn als Bijlage 1 bij dit rapport gevoegd. De voorwaarden van de SVI staan in hoofdstuk 8. De andere door mij geraadpleegde verzekeraars lieten mij weten dat zij niet meer over de polisvoorwaarden uit de betreffende periode beschikken. Wel gaven zij aan dat de dekking in die tijd in de kern niet verschilde van de dekking die nu geldt bij een SVI. Ook in die periode dekte een SVI de materiele en letselschade van de werknemer in geval van een ongeval tot maximaal het verzekerde bedrag, alsof er een aansprakelijke partij is. Er wordt dus bij de schadebehandeling een vergelijking gemaakt tussen de daadwerkelijke financiële positie waarin de benadeelde zich bevindt en de hypothetische situatie waarin hij zich zou hebben bevonden, wanneer het ongeval hem niet was overkomen. Dat wil zeggen dat tot maximaal het verzekerde bedrag onder meer voor vergoeding in aanmerking komt:
• Materiele schade
• Verlies aan verdienvermogen
• Immateriële schade
• Buitengerechtelijke kosten
Premies voor de SVI waren destijds (net als tegenwoordig) zeer bescheiden. Net als bij de OVI, bedroeg de jaarpremie destijds enkele tientjes. Waarbij de SVI iets duurder was dan de OVI. De premies per verzekeraar ontliepen elkaar destijds nauwelijks.
viii. Ja, dat was mogelijk geweest. Dat was de hiervoor uitgebreid besproken SVI. Die bood dekking voor de schade van de inzittenden van het voertuig, waaronder de bestuurder. De dekking was gekoppeld aan het voertuig zelf en gold voor alle inzittenden, dus niet alleen voor werknemers. Voor premie en voorwaarden verwijs ik naar mijn voorgaande antwoorden.
ix. De cao voor het motorvoertuigenbedrijf maakte tot 2009 deel uit van de cao Metaal en Techniek. Dat was een ‘verzamelcao’ van verschillende sectoren in de kleinmetaal-sector. Cao-onderhandelingen vonden plaats tussen de FWT (federatie werkgeversorganisaties techniek) waar BOVAG toen deel van uitmaakte, en de vakbonden, binnen de Stichting Vakraad Metaal en Techniek.
Bij BOVAG werken geen personen meer die betrokken zijn geweest bij de onderhandelingen voor deze cao. Men kon mij daarom ook niet vertellen of er naar aanleiding van de cao aan de leden advies is gegeven over eventueel te sluiten verzekeringen.
BOVAG heeft wel een vermoeden uitgesproken over de bedoeling van de door uw hof genoemde passage over de ongevallendekking in Bijlage 1 bij de cao. De regeling dat er een extra ongevallenverzekering voor gevaarlijke situaties die zich in het bedrijf kunnen voordoen, was in de cao voor de motorvoertuigenbranche uit 2009 nog wel opgenomen, maar is in de cao van 2011 geschrapt, terwijl de rest van de bijlage nog altijd onderdeel van de cao uitmaakt. Op grond daarvan heeft BOVAG verklaard dat de passage over het verzekeren van gevaarlijke situaties waarschijnlijk vooral van belang was voor andere bedrijfstakken binnen de sector Kleinmetaal, zoals bijvoorbeeld het Metaalbewerkingsbedrijf. En dat daarmee dus geen ongevallenverzekering voor verkeersdeelname is bedoeld.
x. Met de kennis van nu kunnen we vaststellen dat in de betreffende periode de mogelijke financiële gevolgen van een ongeval van een werknemer wellicht onderschat werden. En kunnen we ons minder voorstellen bij wat toen een passend verzekeringsadvies werd geacht. Maar het was een andere tijd, met een beter sociaal vangnet. Daardoor bestond de gedachte dat er minder hoefde worden opgevangen door private verzekeringen. Het enkel sluiten van een collectieve ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemers was destijds gangbaar en werd toereikend geacht. Ook in andere branches dan de garagebranche werd door vakbonden in cao-onderhandelingen niet aangedrongen op het sluiten van andere verzekeringen. De SVI bestond al wel, maar werd beschouwd als particulier product. Zakelijk werd het vrijwel niet gesloten. En het werd ook niet actief aan de zakelijke markt aangeboden. Specifieke producten om een werknemer te beschermen tegen de financiële gevolgen van een verkeersongeval zijn pas ontwikkeld na het Arena-arrest in 2001. En de SVI heeft pas na dat arrest een vlucht genomen. Tegen deze achtergrond had [appellante] een verzekeringspakket gesloten dat destijds als passend werd beschouwd, omdat er in dat pakket als extra een (beperkte) SVI-dekking was opgenomen en omdat gekozen was voor een OVI met een verzekerd bedrag dat ongeveer overeenkwam met tweemaal een gemiddeld jaarloon, hetgeen in dit geval hoger was dan het bedrag waarvoor een OVI doorgaans gesloten werd.
Opmerkingen van partijen na het uitbrengen van het deskundigenbericht