In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2010, 2011 en 2012. De belanghebbende, die in beroep was gegaan tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, betwistte de hoogte van de aanslagen. De Rechtbank had de verzoeken tot uitstel van de mondelinge behandeling afgewezen en geoordeeld dat de Inspecteur alle relevante stukken had overgelegd. Het Hof bevestigde deze oordelen en oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de aanslagen onjuist waren vastgesteld. De belanghebbende had onder andere kosten voor levensonderhoud van kinderen, specifieke zorgkosten, scholingsuitgaven, giften en lijfrentepremies in aftrek willen brengen, maar het Hof oordeelde dat de Inspecteur deze correcties terecht had doorgevoerd. De belanghebbende was niet verschenen op de zitting, en het Hof concludeerde dat de hoger beroepen ongegrond waren. De uitspraken van de Rechtbank werden bevestigd, en er werden geen redenen gevonden om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht te vergoeden.