Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Alba B.V.,
1.[geïntimeerde 1] B.V.,
[geïntimeerde 2],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [geïntimeerde 2] als bestuurder van Alba B.V. in het kader van een faillissement. De curator, mr. Roeland Hugo Gerard Marie Kerckhoffs, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de vorderingen tegen [geïntimeerde 2] en de B.V. werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [geïntimeerde 2] zijn taak als bestuurder niet onbehoorlijk had vervuld en dat er geen sprake was van aansprakelijkheid op basis van artikel 2:248 BW.
Het hof heeft de feiten van de zaak in detail bekeken, waaronder de rol van [geïntimeerde 2] als bestuurder en de financiële situatie van Alba B.V. Het hof concludeert dat [geïntimeerde 2] zijn verplichtingen uit het Burgerlijk Wetboek niet is nagekomen, met name de boekhoudplicht uit artikel 2:10 BW. Dit heeft geleid tot de conclusie dat zijn onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Alba B.V. Het hof heeft de vordering van de curator toegewezen en [geïntimeerde 2] aansprakelijk gesteld voor het tekort in de boedel, vastgesteld op € 130.315,06, te vermeerderen met wettelijke rente.
Daarnaast heeft het hof de vordering tegen de B.V. gedeeltelijk toegewezen, waarbij de B.V. is veroordeeld tot betaling van € 11.737,25 aan de curator. Het hof heeft de kosten van de procedure aan beide partijen opgelegd, waarbij [geïntimeerde 2] en de B.V. als de overwegend in het ongelijk gestelde partijen zijn aangemerkt. De uitspraak is gedaan op 18 april 2017.