De bibliotheken hebben aangevoerd dat het VTN geen daadwerkelijk redelijk en reëel nadeel is voor ABP. Voor zover dat nog beoordeeld zou moeten worden, kan het hof de bibliotheken in dat standpunt niet volgen.
Vooropgesteld dient te worden dat het gaat om een vrijwillige toetreding en dat het ABP vrijstaat om daaraan voorwaarden te verbinden. Die voorwaarden heeft zij neergelegd in beleid en dat beleid wenst zij consequent uit te voeren. Niet valt in te zien waarom van ABP in dit geval moet worden verlangd dat zij maatwerk levert in plaats van uitvoering van haar beleid. De bibliotheken zijn niet de enige geprivatiseerde organisaties. ABP heeft aangevoerd dat het voor haar ondoenlijk is om maatwerk te leveren.
Nu het gaat om vrijwillige toetreding is het uitgangspunt van de bibliotheken, dat ‘oude werknemers’
blijvendeelnemen, onjuist. Volgens de bibliotheken heeft ABP dit zelf aldus geformuleerd op haar website. Voor zover de bibliotheken hebben bedoeld te betogen dat ABP hen hiermee verkeerd heeft geïnformeerd, faalt die stelling. ABP heeft immers in de hiervoor besproken correspondentie herhaaldelijk en specifiek op de situatie toegesneden uitleg gegeven. Niet valt in te zien waarom de bibliotheken in weerwil van die specifiek gegeven informatie zouden mogen afgaan op hetgeen op de website is vermeld (welke informatie volgens ABP overigens niet goed is weergegeven, althans onjuist wordt geïnterpreteerd, door de bibliotheken).
Dat voor de groep ‘oude werknemers’ in het verleden premie is afgedragen aan ABP, maakt niet dat zij ‘blijven’ deelnemen. ABP heeft terecht uiteengezet dat en waarom de bibliotheken uitgaan van een onjuist uitgangspunt. De verplichte deelneming is per 1 januari 2013 geëindigd. Per die datum is sprake van een vrijwillige aansluiting op basis van overeenkomsten. Die aansluiting betreft niet het gehele personeelsbestand van de bibliotheken, maar enkel de werknemers die op die datum reeds in dienst waren. De ‘nieuwe’ werknemers vallen niet onder de vrijwillige aansluiting. Gelet op de leeftijdsopbouw van de groep ‘oude werknemers’ is deze groep kostentechnisch gezien ongunstig voor ABP.
Het hof kan de bibliotheken niet volgen in hun betoog dat er geen enkel economisch nadeel voor ABP ontstaat. De bibliotheken beperken hun stelling in dit kader ten onrechte tot de groep ‘oude werknemers’. Daarmee miskennen zij dat er (niet alleen een juridisch) verschil is in de situatie voor en na 1 januari 2013. Het juridisch en feitelijk verschil is dat de ‘nieuwe’ werknemers niet deelnemen na 1 januari 2013. Volgens de bibliotheken houdt ABP er ten onrechte geen rekening mee dat zij een verzekeringstechnisch voordeel behaalt door het eindigen van de deelname van de groep ‘oude werknemers’. Met die redenering wordt door de bibliotheken echter slechts een vergelijking gemaakt met hun eigen situatie, terwijl ABP een vergelijking maakt met al haar deelnemers. Anders gezegd: volgens de bibliotheken gaat het om de vergelijking van het hele personeelsbestand ten opzichte van de groep ‘oude werknemers’, terwijl ABP, terecht, rekening houdt met de ‘gehele ABP-populatie’. In dit verband is van belang dat juist de deelname van jonge werknemers de financiering mogelijk maakt, omdat het gaat om aanspraken waarop jonge werknemers geen recht hebben, terwijl voor hen wel premies moeten worden afgedragen. Door het ontbreken van nieuwe instroom gaat het onderhavige personeelsbestand steeds meer afwijken van de gehele ABP-populatie, hetgeen financieel nadelig is voor ABP. Voorts is in dit verband van belang dat de premies die tijdens de periode van verplichte deelname zijn afgedragen, waren bedoeld voor de totaliteit van destijds. De thans ‘oude werknemers’ betaalden dus toen als jonge werknemers mee aan aanspraken voor de werknemers die toen ‘oud’ waren. Destijds bestond er evenwicht, terwijl dat evenwicht met de vrijwillige toetreding van slechts ‘oude werknemers’ is verstoord.
Voor wat betreft de ‘nieuwe’ werknemers is nog van belang dat ABP geen VTN zou hebben gevraagd als zij overeenkomsten had kunnen sluiten met de bibliotheken voor het gehele personeelsbestand. Om die reden hebben de bibliotheken ook voor de ‘nieuwe’ werknemers dispensatie gevraagd van het POB, maar deze is geweigerd. De bibliotheken hebben echter niet toegelicht waarom zij geen vervolg hebben gegeven aan daarover gevoerde procedures met POB.
Dat een andere berekeningswijze mogelijk is en dat het mogelijk is andere uitgangspunten te hanteren, betekent niet dat de door ABP genomen uitgangspunten niet redelijk en reëel zijn. Ook betekent dit niet dat het nadeel niet redelijk en reëel is. Het gaat in dit geval om uitleg van de overeenkomst en niet om schadebegroting, zoals de bibliotheken kennelijk menen. De vergelijking met het arrest van de Hoge Raad van 26 september 2003 (ECLI:NLHR:2003:AI0894) gaat mank evenals het beroep op artikel 6:100 BW.
Het hof kan de bibliotheken evenmin volgen in hun stelling dat het VTN dient te worden berekend conform het Vrijstellingsbesluit. Het Vrijstellingsbesluit is in de onderhavige situatie niet van toepassing en, anders dan de bibliotheken hebben betoogd, is er ook geen reden om reflexwerking aan te nemen of ervan uit te gaan dat de bibliotheken reden hadden om erop te mogen vertrouwen dat ABP het VTN zou berekenen volgens het Vrijstellingsbesluit. De door de bibliotheken gemaakte vergelijking met HR 6 november 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3242) en de in die zaak door advocaat-generaal mr. M.H. Wissink genomen conclusie gaat niet op. Immers, anders dan in die zaak, hebben partijen gedurende zeer lange tijd met elkaar overleg gevoerd over de onderhavige overeenkomsten (zie 3.13 tot en met 3.15). De bibliotheken hadden dus kunnen en behoren te begrijpen dat ABP andere uitgangspunten hanteerde dan de uitgangspunten in het Vrijstellingsbesluit. Voor zover zij daarover twijfels hadden, hadden zij nadere inlichtingen kunnen en moeten vragen aan ABP. Zoals al in 3.16 is overwogen, had het, gelet op de herhaaldelijk gegeven toelichting van ABP op de weg van de bibliotheken gelegen om de berekeningen op te vragen. ABP kan dus ook niet worden verweten dat zij pas in mei 2014 de berekeningen aan de bibliotheken heeft verstrekt. Klaarblijkelijk is dat gebeurd naar aanleiding van de in opdracht van de bibliotheken gemaakte toetsing en berekening door [consultant] die zij bij brief van 20 februari 2014 aan ABP hebben verstrekt. Echter, niet valt in te zien, waarom de bibliotheken niet in een veel eerder stadium deze toets hebben laten uitvoeren. Zij hielden er immers reeds in 2012 rekening mee dat zij aanzienlijke bedragen kwijt zouden zijn aan ABP en al in 2010 is door ABP uitleg gegeven. De bibliotheken hebben alle tijd gehad om [consultant] in een veel eerder stadium in te schakelen. Evenmin kan het hof de bibliotheken volgen in hun stelling dat het onjuist is om een doorsneepremie te hanteren omdat het kabinet voornemens is deze af te schaffen. Die plannen acht het hof onvoldoende concreet. Het hof acht het redelijk dat ABP met haar beleid uitgaat van de ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten geldende situatie.
Voor zover de bibliotheken hebben bedoeld te betogen dat ABP misbruik heeft gemaakt van haar positie, faalt ook dat betoog. Voor wat betreft de daartoe ingenomen stelling van de bibliotheken dat sprake was van tijdsdruk bij het tekenen van de overeenkomsten, verwijst het hof naar hetgeen daarover in 3.16 is overwogen. De in dat kader daarnaast ingenomen stelling dat de voorwaardelijke pensioenaanspraken uitsluitend behouden konden blijven wanneer de ‘oude werknemers’ bij ABP aangesloten zouden blijven, is onjuist. ABP heeft immers onbetwist daartegen ingebracht dat het ook mogelijk was om die aanspraken elders in te kopen. ABP heeft onbetwist gesteld dat dit aanzienlijke extra lasten had meegebracht voor de bibliotheken (de contante waarde van deze inkoopaanspraken is berekend op € 2,3 miljoen voor bibliotheek [vestigingsnaam 1] en € 1,4 miljoen voor bibliotheek [vestigingsnaam 2] ). Dat de kosten daarvan voor de bibliotheken in dat geval aanzienlijk hoger waren geweest, geeft steun aan het oordeel dat ABP een redelijk en reëel nadeel heeft.