Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [appellante] , bijgestaan door mr. Van Delft,
- de heer [beschermingsbewindvoerder] in zijn hoedanigheid van informant, hierna te noemen: de beschermingsbewindvoerder.
- de brieven met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 13 oktober 2016 en 9 januari 2017;
- het indieningsformulier met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 5 december 2016.
3.De beoordeling
latenvan schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat [appellante] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden.”