3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Bij schriftelijke huurovereenkomst van 16 augustus 2016 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] de gestoffeerde studentenkamer met nummer [nummer] in het pand aan de [adres] te [plaats] verhuurd. De huurovereenkomst is aangegaan voor de bepaalde tijd van één jaar, ingaande op 16 augustus 2016 en eindigend op 16 augustus 2017. Tussen de partijen is een huur overeengekomen van € 425,-- per maand, waarin begrepen is een bedrag van € 65,-- aan servicekosten.
Op 15 augustus 2016 heeft [appellant] met de dienst Sociale Zaken Maastricht Heuvelland een leenovereenkomst gesloten. Op grond daarvan is aan [appellant] in de vorm van een geldlening een overbruggingsuitkering van € 850,-- toegekend, welk bedrag bestemd was voor de betaling van de eerste maand huur ten bedrage van € 425,-- en van de borgsom ten bedrage van € 425,--. Op basis daarvan heeft de dienst Sociale Zaken namens [appellant] op 16 augustus 2016 de eerste maand huur en de borgsom aan [geïntimeerde] betaald.
Vanaf zaterdag 3 december 2016 heeft [appellant] het gehuurde niet meer kunnen betreden omdat [geïntimeerde] het gehuurde heeft voorzien van nieuwe sloten. [geïntimeerde] heeft voorts de spullen van [appellant] die zich in het gehuurde bevonden (onder meer een bed, slaapbank en borden), uit het gehuurde gehaald en elders opgeslagen.
Tussen de partijen zijn op of omstreeks 8 december 2016 enkele WhatsAppberichten gewisseld.
Op 19 december 2016 heeft [appellant] het Juridisch Loket geraadpleegd. Op het naar aanleiding daarvan opgemaakte verwijzingsformulier staat onder meer het volgende:
“Omschrijving juridisch probleem
Kl. huurt een studio van een particuliere verhuurder. Kl. kon de huur niet op tijd betalen. Verhuurder heeft nu de sloten vervangen waardoor kl. de woning niet meer in kan.
Inhoud advies
Juridische bijstand is noodzakelijk. Klant verwezen naar advocaat voor advies c.q. bijstand in procedure.”
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde [appellant] in eerste aanleg bij wege van voorlopige voorziening veroordeling van [geïntimeerde] om aan [appellant] toegang te verschaffen tot het adres waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[geïntimeerde] is op grond van de huurovereenkomst verplicht om aan [appellant] het overeengekomen huurgenot te verschaffen. [geïntimeerde] heeft zich schuldig gemaakt aan ontoelaatbare eigenrichting door vanwege een volgens hem bestaande beperkte huurachterstand de sloten van het gehuurde te vervangen en [appellant] geen toegang meer te verlenen tot het gehuurde.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het beroepen vonnis in kort geding heeft de kantonrechter, kort samengevat, als volgt geoordeeld.
[appellant] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering.
[appellant] heeft [geïntimeerde] rauwelijks gedagvaard zonder [geïntimeerde] tevoren schriftelijk te sommeren om aan [appellant] toegang te verlenen tot het gehuurde en zonder een kort geding aan te kondigen. [geïntimeerde] is hierdoor slecht voorbereid ter zitting verschenen.
Voorshands kan niet worden uitgesloten dat [geïntimeerde] er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [appellant] per telefoon de huurovereenkomst heeft opgezegd.
Bij deze stand van zaken legt het woonbelang van [appellant] onvoldoende gewicht in de schaal tegenover het belang van [geïntimeerde] om zich in dit kort geding voldoende te kunnen verweren. Het is daarom nu niet gerechtvaardigd om vooruit te lopen op de uitkomst van een eventuele bodemprocedure.
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter de vordering van [appellant] afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
3.3.1.[appellant] heeft in de dagvaarding in hoger beroep zijn eis gewijzigd. Hij vordert nu, kort gezegd:
primair: veroordeling van [geïntimeerde] om aan [appellant] toegang te verschaffen tot het adres waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten;
subsidiair: voor het geval “het gehuurde reeds verhuurd is aan een derde en de primaire vordering derhalve niet langer toewijsbaar is”, veroordeling van [geïntimeerde] om aan [appellant] binnen tien dagen na het te wijzen arrest een gelijkwaardige huurwoning (qua prijs, grootte en voorzieningen) aan te bieden op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten;
meer subsidiair: voor het geval “zowel de primaire alsook de subsidiaire vordering niet (langer) toewijsbaar zijn”, veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
3.3.2.[appellant] heeft vier grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en tot toewijzing van zijn primaire, althans subsidiaire, althans meer subsidiaire vordering.
3.3.3.Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen. Door de grieven wordt aan het hof de vraag voorgelegd of de primaire, althans subsidiaire, althans meer subsidiaire vordering van [appellant] moet worden toegewezen.
3.3.4.Het hof stelt voorop dat [appellant] ten tijde van het geding in eerste aanleg een spoedeisend belang had bij de door hem gevorderde voorziening. [geïntimeerde] verleende [appellant] niet langer toegang tot het gehuurde waardoor [appellant] genoodzaakt was om bij zijn moeder in te trekken. [geïntimeerde] heeft niet betwist dat dit consequenties had voor onder meer de uitkering van [appellant] en zijn moeder. Op de pleidooizitting heeft de advocaat van [appellant] verklaard dat [appellant] nog steeds geen vervangende huisvestiging heeft gevonden. [geïntimeerde] heeft ook deze stelling niet betwist, zodat het spoedeisend belang ten tijde van het pleidooi in hoger beroep nog steeds aanwezig is.
Met betrekking tot de primaire vordering