Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C03/196652/HA RK 14-197)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het herstelexploit van 14 maart 2016
- de memorie van grieven met een productie;
- de memorie van antwoord;
3.De beoordeling
€ 1750,=, zodat ingevolge artikel 332 Rv hoger beroep op zich is toegestaan.
reed over de A61 maar bracht kort na het begin van een afrit zijn auto tot stilstand. Hij werd achterop gereden door een Duitse auto (een auto met een Duitse bestuurder, [Duitse bestuurder] , en met een Duits kenteken). [geïntimeerde] heeft hierdoor schade geleden. Generali heeft, zonder erkenning van aansprakelijkheid, zich bereid verklaard de schade van [geïntimeerde] te vergoeden.
(…)
jegens een slachtoffer dat passagier was, indien het zijn gewoon verblijf had in een andere Staat dan in die op welks grondgebied het ongeval heeft plaatsgevonden,
(…)
Het ging daarbij om een ongeval in Turkije. Een auto met een Nederlands kenteken raakte in een slip, raakte van de rijbaan, raakte een geparkeerde bromfiets en viel 40 meter naar beneden. De passagier liep rugletsel op. De auto was verzekerd bij een Nederlandse WAM-verzekeraar.
Ongeacht de omstandigheid dat het andere motorvoertuig dat bij dit ongeval “betrokken” was een stilstaande, geparkeerde bromfiets betrof, oordeelde het hof Arnhem dat zich hier niet de situatie voordeed dat er slechts een enkel voertuig bij (te weten de auto waarin de gelaedeerde zat) bij het ongeval betrokken was, zodat art. 4 sub a) toepassing miste en overeenkomstig de hoofdregel van art. 3 HVO Turks recht van toepassing was.
Het door Generali overgelegde advies van mr. [adviseur] leidt tot een vergelijkbare uitkomst. Dat geldt eveneens voor het door Generali aangehaalde vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant van 8 augustus 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:5047.
De met 1. genummerde volzin hinkt op twee gedachten: [geïntimeerde] verwijt [bestuurder en eigenaar van de auto] onrechtmatig gedrag, hetgeen begrijpelijk is, en vervolgt met te stellen dat hij [bestuurder en eigenaar van de auto] krachtens de WAM aansprakelijk stelt. Dat is onbegrijpelijk. Hij kan [bestuurder en eigenaar van de auto] aansprakelijk houden krachtens een onrechtmatige daad en vervolgens rechtstreeks Generali als WAM-verzekeraar aanspreken, krachtens art. 6 lid 1 WAM. Dat is kennelijk wat [geïntimeerde] beoogt.
In de met 3. genummerde volzin is niet duidelijk op welke “partijen” [geïntimeerde] het oog heeft: [geïntimeerde] , [bestuurder en eigenaar van de auto] , [Duitse bestuurder] , of Generali. Overigens is dit voor de beoordeling van ondergeschikt belang.
Het hof concentreert zich op het verwijt als omschreven in de met 2. genummerde volzin.
Dat daarbij het enkel gaat om aansprakelijkheid van de bestuurder ten opzichte van een inzittende, waarbij de andere bestuurder geen (directe) rol speelt, maakt dat niet anders.
Art. 11 HVO leidt er evenwel toe dat dit er niet toe doet.
- onverminderd de wijze waarop [geïntimeerde] zijn vordering heeft vorm gegeven dient de onderhavige vordering te worden aangemerkt als een vordering welke voortvloeit uit een ongeval waarvoor [bestuurder en eigenaar van de auto] (mede) aansprakelijk kan of zou kunnen worden gehouden;
- op die vordering is krachtens art. 28 Rome II (en artikel 10:158 onder a BW) niet die Verordening, doch het HVO 1971 van toepassing;
- aan de toepasselijkheid van het HVO staat krachtens art. 11 daarvan niet in de weg dat Duitsland bij dat Verdrag geen partij is;
- het ging in het onderhavige geval niet om een eenzijdig ongeval als omschreven in art. 4 sub a) van het HVO;
- nu geen van de in art. 4 van het HVO omschreven uitzonderingen van toepassing is, is krachtens art. 3 van het HVO Duits recht van toepassing, daar het ongeval in Duitsland heeft plaatsgevonden.