3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[geïntimeerde 1] is eigenaar van het perceel [adres 1] te [plaats] , kadastraal bekend als gemeente Helmond, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 1] .
Op 1 september 1978 is [appellant] eigenaar geworden van het perceel [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend als gemeente Helmond, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 2 (oud)] (thans nummer [sectienummer 3] ).
In de leveringsakte is de bij akte van 3 april 1962 gevestigde erfdienstbaarheid van voetpad bevestigd. Deze erfdienstbaarheid luidt:
“Alsnu verklaarde de comparant [comparant] , namens zijn beide genoemde lastgevers bij deze, ten laste van voorschreven aan de heer [eigenaar 1] in eigendom toebehorend gedeelte van nummer [sectienummer 4] , uitmakende het huisperceel [adres 1] te [plaats] , en ten behoeve van voorschreven aan de heer [eigenaar 2] in eigendom toebehorend gedeelte van meergemeld nummer [sectienummer 4] , uitmakende het huisperceel [adres 1] , te [plaats] te vestigen de erfdienstbaarheid van voetpad van en naar de [A-straat] , uit te oefenen op de bestaande voet en wijze en mede omvattende het recht om daarvan gebruikt te maken met een kruiwagen, rijwiel, scooter en dergelijke kleine voertuigen, en welke erfdienstbaarheid zal worden uitgeoefend door de ter plaatse aanwezige gang”.
[geïntimeerde 1] maakt gebruik van het bovengenoemde recht van erfdienstbaarheid van voetpad.
Aan de achterzijde van de woningen aan [A-straat] lagen vroeger weilanden, maar daar zijn sinds enkele jaren woningen gerealiseerd. Vlak achter de tuinen van de woningen aan [A-straat] is door de gemeente een tegelpad gelegd. De bewoners van [A-straat] hebben vanuit hun tuinen toegang tot dat tegelpad. Dat tegelpad is afgesloten met een poort. De bewoners van [A-straat] hebben van de gemeente een sleutel gekregen van die poort. Het tegelpad komt uit op de openbare weg, genaamd [tegelpad] .
Bij brief van 13 juni 2014 heeft [appellant] aan [geïntimeerde 1] medegedeeld dat naar zijn mening het recht van erfdienstbaarheid opgeheven kan worden. Bij brief van 25 juni 2014 heeft [geïntimeerde 1] meegedeeld dat hij niet aan de opheffing van het recht van erfdienstbaarheid wil meewerken.
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen op 14 maart 2015 heeft de rechtbank geconstateerd dat het voetpad vlak langs de open waranda op het erf van [appellant] loopt en dat er vanaf dit voetpad door de ramen van dichtbij direct zicht is op de eetkamer en keuken in de woning van [appellant] .
3.2.1.In de procedure in eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoer bij voorraad,
het onderhavige recht van erfdienstbaarheid van voetpad per direct opheft met veroordeling van [geïntimeerde 1] tot het verlenen van medewerking aan de formaliteiten, die aan deze opheffing en inschrijving daarvan in de registers zijn verbonden op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, dat [geïntimeerde 1] vanaf de dag van het betekenen van het vonnis in gebreke blijft, althans dat de rechtbank zal bepalen dat het vonnis ter opheffing van onderhavig recht van erfdienstbaarheid van voetpad zal kunnen worden ingeschreven in de daartoe bestemde registers,
[geïntimeerde 1] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.190,- ter zake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente over het bedrag vanaf de dag der dagvaarding,
[geïntimeerde 1] veroordeelt tot betaling van de proceskosten, bij niet betaling vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf de 14e dag na het in deze te wijzen vonnis alsmede in de nakosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
De uitoefening van het onderhavige recht van erfdienstbaarheid van voetpad maakt een grove inbreuk op de privacy van [appellant] . Er is bovendien een nieuwe situatie gerealiseerd doordat de gemeente vlak achter de tuinen van de woningen aan [A-straat] een tegelpad heeft gelegd dat uitkomt op de openbare weg. Hiermee is het belang van de uitoefening van het onderhavige recht van erfdienstbaarheid van voetpad komen te vervallen, althans heeft [geïntimeerde 1] geen redelijk belang meer bij de uitoefening van dat recht.
3.2.3.[geïntimeerde 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.