ECLI:NL:GHSHE:2017:1430

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
200.173.930_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over blijvende ongeschiktheid van een paard als sportpaard en de dekking van de verzekering

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], de eigenaar van een paard, en Hippo Zorg B.V., de verzekeraar van het paard. [appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat Hippo Zorg hem een schadevergoeding zou betalen van € 29.961,--, omdat het paard na een ongeval op 15 juli 2013 blijvend ongeschikt zou zijn geworden als sportpaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft in het vonnis van 15 april 2015 geoordeeld dat het causaal verband tussen het ongeval en de symptomen van het paard onvoldoende was onderbouwd, en heeft de vordering afgewezen. [appellant] is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak.

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de procedure in hoger beroep voortgezet en de grieven van [appellant] gezamenlijk beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de oorzaak van de spinale ataxie bij het paard en of deze aandoening onder de dekking van de verzekering valt. Het hof heeft deskundige voorlichting aangevraagd om te bepalen of de spinale ataxie kan worden gekwalificeerd als een ziekte, ongeval of kreupelheid in de zin van de verzekeringsvoorwaarden. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en deskundigenonderzoek.

De uitspraak van het hof is gedaan op 4 april 2017, waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van [appellant] en Hippo Zorg in de gelegenheid is gesteld om hierop te reageren. De kosten van de deskundige(n) zullen voorlopig ten laste van beide partijen komen, ieder voor de helft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.173.930/01
arrest van 4 april 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Coevorden,
tegen
Hippo Zorg B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Hippo Zorg,
advocaat: mr. J. van Zinnicq Bergmann te 's-Hertogenbosch,
op het bij exploot van dagvaarding van 3 juni 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 15 april 2015, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen [appellant] als eiser en Hippo Zorg als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/280202/HA ZA 14-463)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met productie;
  • de memorie van antwoord;
  • het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Grief I richt zich tegen de onder 2.1 van het beroepen vonnis vastgestelde feiten. Deze grief slaagt in zoverre dat het hof de tussen partijen vaststaande feiten iets uitvoeriger zal weergeven, waarmee deels tegemoetgekomen wordt aan het bezwaar van [appellant] . De verwarring over de data van ontvangst door Hippo Zorg van de beide aanvraagformulieren en het keuringsrapport is mogelijk ontstaan doordat als productie 1 bij de conclusie van antwoord behoudens de één pagina tellende ‘Aanvraag voorlopige dekking’ tevens stukken zijn gevoegd die behoren bij productie 2 van de conclusie van antwoord. Het hof leidt dit af uit de tekst van de conclusie van antwoord waarbij naar deze producties wordt verwezen alsmede uit de omstandigheid dat de tweede tot en met vierde pagina van productie 1 – gezien de doornummering van de vragen – behoren bij de ‘Aanvraag Paardenverzekering’, waarvan de eerste pagina als productie 2 bij de conclusie van antwoord is overgelegd. De vijfde en zesde pagina van productie 1 bij de conclusie van antwoord bevatten het twee pagina’s tellende keuringsrapport d.d. 5 februari 2013 met als datumstempel “ontvangen 14 februari 2013”. Het hof gaat er gelet op het datumstempel vanuit dat dit keuringsrapport behoort bij de ‘Aanvraag Paardenverzekering’ van productie 2 bij de conclusie van antwoord. Dit laat onverlet dat dit rapport mogelijk – zoals [appellant] stelt – ook al bij de aanvrage voor de voorlopige dekking van 5 februari 2013 is aan Hippo Zorg is toegezonden; dit maakt voor de beoordeling van het geschil echter niet uit.
Het hof zal hierna uitgaan van de hiervoor weergegeven, juiste nummering van deze producties.
a. Hippo Zorg is een paardenverzekeraar. [appellant] heeft in het verleden paarden bij Hippo Zorg verzekerd tegen onder meer het risico van ziekte.
b. [appellant] heeft voor zijn paard [het paard] (hierna: het paard) een ‘Aanvraag voorlopige dekking’ d.d. 5 februari 2013 ingediend, welke aanvraag door Hippo Zorg op diezelfde datum is ontvangen (prod. 1 cva). Hippo Zorg heeft per 5 februari 2013 een voorlopige dekking verleend.
Op dit (één pagina tellende) aanvraagformulier staat onder meer vermeld dat een verzekering met uitgebreide dekking gewenst was en dat de verzekerde waarde van het paard € 30.000,-- bedroeg.
c. Vervolgens heeft [appellant] voor het paard een vier pagina’s tellende ‘Aanvraag Paardenverzekering’ bij Hippo Zorg ingediend, welke aanvraag blijkens het datumstempel op 14 februari 2013 door Hippo Zorg is ontvangen (prod. 2 cva); het tevens op dit formulier voorkomende datumstempel ‘ontvangen 13 februari 2012’ moet op een vergissing berusten. Eveneens heeft Hippo Zorg op 14 februari 2013 ontvangen een twee pagina’s tellend keuringsrapport d.d. 5 februari 2013 van dierenarts [dierenarts 1] . In dit rapport staat als gebruiksdoel van het paard “
sport” vermeld. Het keuringsrapport bevat klinisch en röntgenologisch een positief advies.
d. Bij brief van 19 februari 2013 heeft Hippo Zorg aan [appellant] de polis en bijbehorende verzekeringsvoorwaarden doen toekomen (resp. prod. 3 inl. dagv. en prod. 3 cva); de verzekering heeft als ingangsdatum 5 februari 2013. Volgens de polis zijn van toepassing de verzekeringsvoorwaarden “Uitgebreid (Basis)” en “Ziektekosten uitg. (Aanvullend)”.
De algemene voorwaarden bij de uitgebreide (basis)verzekering houden onder meer in:

Artikel 1 Omvang van de dekking
Wij vergoeden schade aan het verzekerde paard door:
(…)
d. blijvende ongeschiktheid overeenkomstig het op het polisblad omschreven gebruik, voor zover deze ongeschiktheid een gevolg is van ziekte, ongeval of kreupelheid;
(…)
e. Op 21 februari 2013 heeft Hippo Zorg een door [appellant] met betrekking tot het paard ingezonden factuur d.d. 12 februari 2013 van dierenarts [dierenarts 2] ontvangen ten bedrage van € 738,00 (prod. 4 cva). Het door voornoemde dierenarts ingevulde en tegelijk aan Hippo Zorg toegezonden ‘Behandelformulier voor paarden’ d.d. 11 februari 2013 noemt als anamnese “
Pijn in achterhand”, als diagnose “
Overbelasting gewrichten en rug”, als ingestelde therapie “
Behandeling gewrichten en rug met hyaluronzuur en ontstekingsremmers” en als prognose “
gereserveerd”.
Hippo Zorg heeft deze claim afgewezen bij brief van 28 februari 2013 onder verwijzing naar artikel 3 van de algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat de verplichtingen van Hippo Zorg pas twee maanden na de ingangsdatum van de verzekering ingaan voor orthopedische problemen die zijn ontstaan anders dan als gevolg een ongeval (prod. 5 cva).
f. Op 17 juli 2013 heeft dierenarts [dierenarts 1] het paard onderzocht. Het verslag d.d. 22 juli 2013 houdt in dat het paard is onderzocht vanwege ”
slapte in de achterhand tijdens het rijden. Paard lijkt zo nu en dan door de achterbenen te zakken, mn linksachter”; als advies
staat onder meer vermeld het paard aan te bieden voor nader onderzoek omdat op dat moment geen duidelijke oorzaak voor de beschreven en getoonde slapte in de achterhand werd gevonden (prod. 4 inl. dagv.).
g. Op 1 augustus 2013 heeft [appellant] een behandelformulier met daaraan gehecht voornoemd verslag en de factuur van dierenarts [dierenarts 1] ad € 1.096,83 aan Hippo Zorg toegezonden (prod. 5 en 17 inl. dagv.). Hippo Zorg heeft ingestemd met het uitvoeren van het door dierenarts [dierenarts 1] voorgestelde onderzoek.
h. Op 20 augustus 2013 is het paard onderzocht door dierenarts [dierenarts 3] in België. Dr. [dierenarts 3] heeft in zijn brief van 23 augustus 2013 onder meer geconcludeerd dat er sprake is van spinale ataxie ter hoogte van de achterbenen en dat de prognose als sportpaard op niveau ongunstig is (prod. 7 inl. dagv.).
i. Bij brief van 22 augustus 2013 heeft Hippo Zorg aan [appellant] meegedeeld dat zij niet overgaat tot vergoeding van voornoemde veterinaire kosten van het paard omdat er sprake is van een aandoening die tijdens de voorlopige dekkingsperiode is ontstaan en dit niet gemeld is aan de inspecteur van Hippo Zorg die het paard op 18 februari 2013 heeft gekeurd (prod. 8 inl. dagv.).
3.2.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd betaling door Hippo Zorg van € 29.961,--, vergoeding van de stallingskosten van het paard, nader op te maken bij staat, betaling van enig in goede justitie te betalen bedrag en betaling van de proceskosten.
[appellant] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat het paard op 15 juli 2013 door een omheining is gesprongen en daarbij blijvend letsel heeft opgelopen. Bij onderzoek van 20 augustus 2013 is gebleken dat het paard bekend is met spinale ataxie, waardoor de prognose als sportpaard ongunstig is, aldus [appellant] .
Het bedrag van € 29.961,-- is samengesteld uit een bedrag van € 27.000,-- in verband met de volledige afkeuring van het paard als sportpaard (90% van de verzekerde waarde) en uit een bedrag van € 2.961,64 in verband met veterinaire kosten (prod. 15, 16 en 17 inl. dagv.).
3.2.2
Hippo Zorg heeft verweer gevoerd.
3.2.3
De rechtbank heeft geoordeeld dat het causaal verband tussen het gestelde ongeval van het paard op 15 juli 2013 en de door de dierenartsen vastgestelde symptomen (ataxie en/of scheefstand van het bekken) onvoldoende is onderbouwd door [appellant] , in verband waarmee de rechtbank heeft afgezien van een bewijsopdracht aan [appellant] dat het gestelde ongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft met betrekking tot de subsidiaire grondslag van de vordering – dat de ataxie en/of de scheefstand van het bekken van het paard het gevolg is van een ziekte of kreupelheid – overwogen dat [appellant] dit onvoldoende onderbouwd heeft.
Voorts heeft de rechtbank overwogen dat tussen partijen vaststaat dat [appellant] alleen aanspraak kan maken op vergoeding van de veterinaire kosten in geval hij op grond van zijn verzekering gerechtigd was tot een schade-uitkering wegens ongeschiktheid van het paard. Nu de rechtbank dit laatste niet heeft kunnen vaststellen, heeft de rechtbank ook dit onderdeel van de vordering afgewezen.
Ten slotte heeft de rechtbank beslist dat, nu de hoofdvordering wordt afgewezen, ook de nevenvorderingen afgewezen worden.
3.3
De grieven II tot en met VI richten zich tegen de afwijzing van de vorderingen van [appellant] en de overwegingen die daarop betrekking hebben. Met name wijst [appellant] erop dat hij dat hij niets heeft verzwegen en hij onmogelijk kan vaststellen wat de oorzaak is van de uiteindelijke geconstateerde spinale ataxie, welke oorzaak ook niet relevant is nu het paard bij het ingaan van de polis niet met deze aandoening behept was.
Het hof zal hierna de grieven gezamenlijk beoordelen door de vordering en de verweren opnieuw te beoordelen.
3.4
[appellant] vordert betaling van de in zijn vordering genoemde bedragen omdat - kort gezegd - het paard door de spinale ataxie ongeschikt is geworden als sportpaard. [appellant] heeft aangevoerd dat niet duidelijk is geworden wat de oorzaak van deze ataxie is. Volgens [appellant] heeft het paard na het ongeval op 15 juli 2013 nooit meer goed kunnen functioneren.
Met instemming van partijen ter zitting kan het begrip ataxie naar het in de praktijk gangbare medische taalgebruik worden omschreven als een complex van symptomen, waardoor het vermogen om gecoördineerde bewegingen uit te voeren ontbreekt.
3.5
Hippo Zorg heeft onder meer als verweer aangevoerd dat bij vraag 6 van de ‘Aanvraag Paardenverzekering’ niet één van de daar genoemde gebruiksdoelen van het paard is ingevuld en dat op de polis evenmin een gebruiksdoel is aangegeven. Het hof verwerpt dit verweer op de volgende gronden.
Inderdaad is geen van de bij vraag 6 van het aanvraagformulier voorgedrukte gebruiksdoelen - waaronder ‘sport’ - aangekruist, maar bij het volgens Hippo Zorg tegelijk ingediende keuringsrapport staat bij de vraag naar het gebruiksdoel ‘sport’ aangegeven. Nu het paard na indiening van deze beide formulieren kennelijk zonder nadere vragen of opmerkingen van Hippo Zorg in verzekering is genomen, mocht [appellant] naar het oordeel van het hof er redelijkerwijs op vertrouwen dat als gebruiksdoel in de zin van artikel 1 van de algemene voorwaarden ‘sport’ werd gehanteerd. Dit geldt temeer nu de heer [statutair directeur van Hippo Zorg] , statutair directeur van Hippo Zorg, blijkens het proces-verbaal van de comparitie van partijen heeft verklaard dat zij wel wisten van de bloedlijn van het paard en dat het paard gebruikt zou worden voor de dressuur bij aanvraag van de verzekering en dat het een sportpaard in opleiding was.
3.6
Hippo Zorg heeft in paragraaf 40 van de memorie van antwoord aangevoerd dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [appellant] in de afwijzing van haar claim berustte. Het hof verwerpt dit verweer op de volgende gronden.
Hippo Zorg heeft bij brief van 22 augustus 2013 aan [appellant] meegedeeld dat de declaraties voor de veterinaire kosten niet vergoed zouden worden. Bij brief van 30 januari 2014 heeft mr. Wensing namens [appellant] niet alleen vergoeding van de veterinaire kosten gevorderd maar tevens betaling van 90% van de verzekerde waarde omdat het paard blijvend ongeschikt zou zijn als sportpaard (prod. 9 inl. dagv.). Niet valt in te zien dat Hippo Zorg op grond van dit enkele tijdsverloop in redelijkheid het door haar gestelde vertrouwen mocht koesteren. Voor het overige heeft Hippo Zorg geen feiten en omstandigheden aangevoerd die een dergelijke conclusie rechtvaardigen.
3.7
De overige verweren van Hippo Zorg komen kort weergegeven op het volgende neer:
a. [appellant] heeft ten onrechte vóór de definitieve acceptatie van de verzekering op 19 februari 2013 geen melding heeft gemaakt van de klachten van het paard op 11 februari 2013 en de daarop volgende behandeling, waardoor er geen verplichting tot uitkering meer bestaat voor Hippo Zorg.
b. De spinale ataxie bij het paard was in ieder geval al aanwezig in de periode vóór acceptatie van de verzekering op 19 februari 2013.
c. Als het paard inderdaad een ongeval heeft gehad op 15 juli 2013, hetgeen wordt betwist, heeft [appellant] dit ten onrechte niet tijdig heeft gemeld.
d. De spinale ataxie van het paard heeft niet tot gevolg dat het paard volledig ongeschikt is als sportpaard.
e. De omvang van de schade is veel lager dan gevorderd, omdat het paard nooit € 30.000,-- waard is geweest; op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden is het verzekerde bedrag altijd gelijk aan de handelswaarde van het paard en bedraagt die maximaal de waarde die op het polisblad is aangegeven.
f. Vanaf 5 augustus 2014 is de verzekering beëindigd, zodat er vanaf die datum ook geen schade meer vergoed behoeft te worden.
3.8
[appellant] heeft gesteld dat het paard door de spinale ataxie blijvend ongeschikt is om nog als sportpaard te dienen. Volgens [appellant] kan spinale ataxie door vele oorzaken ontstaan en is in casu niet bekend wat de oorzaak van de spinale ataxie bij het paard is. In ieder geval valt de spinale ataxie volgens [appellant] onder de begrippen ‘ziekte, ongeval of kreupelheid’ in de zin van artikel 1 van de algemene voorwaarden.
Naar het oordeel van het hof heeft Hippo Zorg niet gemotiveerd betwist dat het paard in de zomer van 2013 bekend was met spinale ataxie; zij bestrijdt slechts de ernst van deze aandoening bij het paard. Evenmin heeft Hippo Zorg gemotiveerd betwist dat de spinale ataxie vele oorzaken kan hebben en dat niet is komen vast te staan wat de oorzaak van de spinale ataxie bij het paard is. Het hof merkt daarbij op dat Hippo Zorg heeft betwist dat het paard op 15 juli 2013 het door [appellant] gestelde ongeval is overkomen.
Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft Hippo Zorg daarmee niet voldoende gemotiveerd betwist dat de spinale ataxie valt onder de zeer ruim geformuleerde begrippen ‘ziekte, ongeval of kreupelheid’ in de zin van artikel 1 van de algemene voorwaarden.
Derhalve ligt het, gelet op de hierboven in 3.7 sub d. genoemde betwisting door Hippo Zorg, op de weg van [appellant] om te stellen en indien voldoende gemotiveerd betwist te bewijzen dat de spinale ataxie een blijvende ongeschiktheid van het paard als sportpaard tot gevolg heeft. Het hof acht de rapporten van de diverse dierenartsen op dit punt onvoldoende specifiek en overtuigend om deze stelling van [appellant] voorshands als bewezen aan te merken.
Het hof acht deskundige voorlichting op dit punt aangewezen. Daarbij zal meteen aan de orde gesteld worden of de spinale ataxie van het paard - overeenkomstig het voorlopig oordeel van het hof - valt onder de begrippen ‘ziekte, ongeval of kreupelheid’ in de zin van artikel 1 van de algemene voorwaarden.
3.9
Het verweer van Hippo Zorg, dat de spinale ataxie al aanwezig was in de periode vóór de definitieve acceptatie van de verzekering baseert zij, naar het hof begrijpt, onder meer op de omstandigheid dat het paard op 11 februari 2013 al vergelijkbare klachten had en daarvoor behandeld is op een wijze die niet gebruikelijk is bij lichte klachten.
Ook voor de beoordeling van dit verweer heeft het hof deskundige voorlichting nodig.
3.1
Hippo Zorg heeft voorts [appellant] verweten dat hij niet vóór de definitieve acceptatie van het paard in de verzekering aan Hippo Zorg heeft meegedeeld dat het paard op 11 februari 2013 klachten heeft gehad die leidden tot voorgemelde behandeling.
Voor zover [appellant] in dit kader een beroep doet op onwetendheid van deze klachten en de behandeling van het paard omdat hij de verzorging en training van het paard aan anderen heeft overgelaten, verwerpt het hof dit verweer. In de relatie met Hippo Zorg valt de wetenschap van de trainer van het paard aan [appellant] toe te rekenen en komt eventuele onwetendheid bij [appellant] niet voor risico van Hippo Zorg.
[appellant] betwist voorts dat deze behandeling van het paard van belang was voor de verzekering omdat het paard slechts last had van een overbelasting bij de training en de behandeling van die klachten vallen onder het gebruikelijke sportmanagement.
Een verzekeringnemer is verplicht vóór het sluiten van de verzekering aan de verzekeraar mee te delen alle feiten die hij kent of behoort te kennen en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, onder welke voorwaarden hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen.
Nu de verzekering op 11 februari 2013 nog niet definitief was afgesloten, is van belang of voornoemde klachten van het paard en de behandeling daarvan vallen onder het hiervoor genoemde criterium. Ook op dit punt wenst het hof deskundige voorlichting.
3.11
Het hof denkt bij de aard van de deskundigheid van de te benoemen persoon/personen in beginsel aan een dierenarts. Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen suggesties doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Het hof begrijpt uit de gedingstukken dat het nog steeds mogelijk is eventueel een onderzoek aan het paard zelf te verrichten.
3.12
Gelet op de aard van de aan de deskundige(n) voor te leggen vraagpunten is het hof voornemens de kosten van de deskundige(n) voorshands ten laste van beide partijen te brengen, ieder voor de helft.
3.13
Voor het overige wordt iedere beslissing aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 16 mei 2017 voor akte aan de zijde van [appellant] met de hiervoor in 3.11 vermelde doeleinden, waarna Hippo Zorg in de gelegenheid zal worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;
voor het overige wordt iedere beslissing aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, W.J.J. Beurskens en M.E. Bruning en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 april 2017.
griffier rolraadsheer