Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door mr. Stassen;
- de man, bijgestaan door mr. Nass.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat door de vrouw is ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 juli 2016. De vrouw verzocht om vernietiging van de beschikking en om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, alsook een bijdrage in haar levensonderhoud. Het hof heeft de zaak behandeld op 15 december 2016, waarbij de vrouw en de man, beide bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De vrouw had haar beroepschrift op 18 oktober 2016 ingediend, wat buiten de termijn van drie maanden viel die was vastgesteld na de uitspraak van de rechtbank. De advocaat van de vrouw voerde aan dat er sprake was van een bijzondere omstandigheid die de termijnoverschrijding zou rechtvaardigen, namelijk een mogelijke administratieve fout van de vervoerder. Het hof heeft echter vastgesteld dat de stukken pas op 18 oktober 2016 bij het hof zijn aangeboden, en dat er geen bewijs was voor de stelling van de advocaat van de vrouw. Het hof oordeelde dat de termijn voor het instellen van hoger beroep van openbare orde is en dat er geen uitzonderingen op deze termijn konden worden gemaakt. Daarom verklaarde het hof de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.