Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.RWM N.V.,
[geïntimeerde 2] B.V.,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/225256/KG ZA 16-449)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
"N.B. Alle bijlagen dienen te worden ondertekend door een daartoe rechtsgeldig bevoegd persoon."
"de door [geïntimeerde 2] gestelde onvolkomenheid"in het voordeel van RWM dient te worden uitgelegd (bladzijde 15 van de memorie van grieven) gaat niet op; die situatie is niet aan de orde. Grief III faalt.
"Bij dagvaarding van 29 augustus jl. heeft u een kort geding aangespannen tegen de voorlopige gunning van de opdracht voor perceel 3 van deze aanbesteding aan [appellante] Nederland BV. Dit kort geding dient op 8 november a.s. Omdat dat vrij laat is, zou er daarna nog maar weinig tijd resteren om het plan van aanpak van de beoogd opdrachtnemer als bedoeld in paragraaf 6.2 van het Beschrijvend Document te beoordelen en ook te implementeren. Om die reden hebben wij per mail van 30 augustus jl. zowel bij [appellante] als bij u alvast het plan van aanpak opgevraagd, om deze alvast te kunnen toetsen, zodat - ongeacht de uitkomst van het kort geding - na het vonnis zo snel mogelijk tot definitieve gunning van de opdracht kan worden overgegaan. Zowel [appellante] als u heeft ingestemd met deze werkwijze en ons tijdig voorzien van het verzochte plan van aanpak."
"Beide hierboven vermelde regelmatigheden leveren ieder afzonderlijk, maar zeker tezamen, ongeldigheid van uw inschrijving op. Aangezien het hier gaat om twee nieuwe afwijzingsgronden, die wij niet eerder dan na beoordeling van uw plan van aanpak konden constateren, gaat ten aanzien van deze afwijzingsgronden thans een nieuwe termijn van 20 dagen lopen waarbinnen u tegen deze afwijzingsgronden kunt opkomen door een kort geding aanhangig te maken (…). Wij kunnen er echter ook mee instemmen als u het reeds aanhangige kort geding (…) benut om eveneens uw eventuele bezwaren tegen deze afwijzingsgronden te uiten."
"Vanwege het feit dat nog niet vaststaat dat perceel 3 wederom wordt aanbesteed, kan hierover in deze procedure niet worden beslist en wordt dus ook niet toegekomen aan de (partijen verdeeld houdende) vraag of het standpunt van RWM juist is en of dat gevolgen kan hebben voor de gunning als zodanig".