Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de vraag of de belanghebbende recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting voor het jaar 2012, ondanks dat zijn kinderen volgens de gemeentelijke basisadministratie (GBA) op het adres van zijn ex-echtgenote zijn ingeschreven. De belanghebbende, die in co-ouderschap met zijn ex-echtgenote leeft, heeft de alleenstaande-ouderkorting aangevraagd, maar de inspecteur van de Belastingdienst heeft deze niet verleend, omdat de kinderen niet op het woonadres van de belanghebbende stonden ingeschreven. De belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt en is in beroep gegaan bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die zijn beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Het Gerechtshof heeft geoordeeld dat de belanghebbende niet voldoet aan het objectieve criterium dat de kinderen op zijn woonadres moeten zijn ingeschreven om in aanmerking te komen voor de alleenstaande-ouderkorting. De feitelijke woonsituatie van de kinderen kan de belanghebbende niet baten, en het feit dat het in de gemeente Eindhoven niet mogelijk is om een kind op het adres van beide ouders in te schrijven, doet hier niet aan af. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt, omdat de informatie die de ex-echtgenote van de Belastingtelefoon heeft ontvangen niet betrekking had op de alleenstaande-ouderkorting. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.