ECLI:NL:GHSHE:2017:1064
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 maart 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2010, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.007 is opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur heeft deze gehandhaafd. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 3 februari 2017 heeft het Hof de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld. Belanghebbende heeft gesteld dat de Inspecteur de aanslag niet naar het juiste bedrag heeft vastgesteld en dat er te weinig loonheffing is ingehouden. Het Hof heeft echter geoordeeld dat belanghebbende geen bewijs heeft geleverd voor een hoger bedrag aan ingehouden loonheffing dan door de Inspecteur is vastgesteld. Het Hof heeft ook geoordeeld dat het niet bevoegd is om de Inspecteur op te dragen een onderzoek bij PGGM in te stellen, zoals door belanghebbende was verzocht.
Het Hof heeft de vragen die in geschil waren als volgt beantwoord: de aanslag is naar het juiste bedrag vastgesteld, het verzoek om onderzoek bij PGGM is afgewezen, en de beschikking heffingsrente is terecht opgelegd. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is verklaard en de uitspraak van de Rechtbank is bevestigd. Er zijn geen redenen voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.