In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 maart 2015, waarin de kinderalimentatie voor zijn twee minderjarige kinderen werd vastgesteld. De man verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en de alimentatie te verlagen. De kinderen, geboren in 2002 en 2003, hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw. De man heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de behoefte van de kinderen en zijn eigen draagkracht niet correct zijn vastgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2016 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de relevante financiële gegevens van beide ouders beoordeeld, waaronder hun netto besteedbare inkomens en de kosten van de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de man in de periode van 28 augustus 2014 tot 16 september 2015 een netto besteedbaar inkomen had van € 1.255,- per maand en dat zijn draagkracht voor de alimentatie € 65,- per maand bedroeg. Voor de periode vanaf 24 december 2015 werd zijn draagkracht vastgesteld op € 50,- per maand. Het hof heeft de kinderalimentatie uiteindelijk vastgesteld op € 32,50 per kind per maand voor de periode van 28 augustus 2014 tot 16 september 2015, en op € 25,- per kind per maand vanaf 24 december 2015. De vrouw hoeft geen te veel ontvangen bedragen terug te betalen aan de man, omdat dit niet redelijk zou zijn gezien haar financiële situatie. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de alimentatie is aangepast.