Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/168562/HA ZA 12-48)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met een productie;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij rolbericht van 13 maart 2015 door [appellant] toegezonden producties 5 tot en met 8, die bij het pleidooi bij akte in het geding zijn gebracht.
3.De beoordeling
“(…)Artikel 8Winstverdeling(…)4) Afhankelijk van ieders inbreng in enig boekjaar kan aan ieder der vennoten een arbeidsvergoeding worden toegekend. De hoogte daarvan wordt in onderling overleg vastgesteld.5) De na verrekening van het bovenstaande resulterende winst of het verlies wordt door de vennoten (…) gelijkelijk genoten resp. gedragen.(…)Artikel 11Regeling bij einde maatschap1) Ingeval van beëindiging der maatschap worden de boeken der maatschap afgesloten en een balans en winst- en verliesrekening opgemaakt (…).2) Daarnaast wordt ter vaststelling van waartoe iedere vennoot in de maatschap gerechtigd is of wat deze aan de maatschap verschuldigd is, een afzonderlijke balans opgemaakt, waarbij de aktiva der maatschap zullen worden opgenomen tegen een in onderling overleg vast te stellen waarde.Partijen komen bij deze overeen dat aan het rentmeesterschap alsdan geen waarde kan worden toegekend.Indien partijen (…) omtrent de waardevaststelling geen overeenstemming kunnen bereiken, wordt de betreffende waarde vastgesteld door een deskundige of, indien partijen daaraan de voorkeur geven of indien dit door wettelijke voorschriften wordt vereist, door drie deskundigen, die door partijen in onderling overleg wordt (worden) aangewezen of, indien partijen omtrent de aanwijzing geen overeenstemming kunnen bereiken, op verzoek van de meest gerede partij door de bevoegde kantonrechter zal (zullen) worden aangewezen. Deze deskundige(n) zal (zullen) de waarde op voor partijen bindende wijze vaststellen.(…)Artikel 15Geschillenregeling1) Alle geschillen, die tussen de vennoten (…) mochten ontstaan, naar aanleiding van deze overeenkomst of nadere overeenkomsten, die daarvan het gevolg mochten zijn, zowel die van juridische als van feitelijke aard, worden onderworpen aan het oordeel van een scheidsman of, indien partijen daaraan de voorkeur geven, van drie scheidsmannen.2) Deze scheidsman c.q. scheidsmannen zal/zullen in onderling overleg worden benoemd of, in geval van geschil, door de bevoegde kantonrechter.3) De wijze van behandeling van het geschil zal door de scheidsmannen worden geregeld. Zij bepalen tevens te wiens laste de kosten komen.4) Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing voor geschillen waaromtrent in deze overeenkomst tussen partijen een andere regeling is getroffen.5) Een geschil is aanwezig wanneer één van de partijen verklaart dat dit het geval is. (…) “
(…)Geachte heer [geïntimeerde]Naar aanleiding van de beëindiging van de samenwerking tussen u[ [geïntimeerde] ]
en uw broer[ [appellant] ]
heeft u ons verzocht de in deze brief beschreven specifieke werkzaamheden met betrekking tot de financiële afwikkeling ten gevolge van de beëindiging van de samenwerking uit te voeren.(..)Wij zijn met u overeengekomen de volgende werkzaamheden te verrichten:1. Wij zullen ons een mening vormen over de toe te kennen arbeidsvergoeding in het kader van de verdeling van de winst van de maatschap over de boekjaren 2007 en 2008.2. Wij zullen ons een mening vormen over de aan u en/of uw broer eventueel toe te kennen vergoeding voor de toebedeling van de beheerportefeuilles in het kader van de ontbinding van de maatschap per 31 december 2008.(…)De uitkomst van onze werkzaamheden zullen wij rapporteren in de vorm van een rapport van (feitelijke) bevindingen. (…)”
“(…)De aanleiding van uw opdracht is gelegen in uw gezamenlijke verzoek van 19 januari 2009 waarin u mij vraagt om een bindend oordeel te geven met betrekking tot de[hiervoor onder f) genoemde; toevoeging hof]
werkzaamheden.(…)”
“(…)Tijdens de doorlooptijd van deze opdracht is er een moment geweest dat er is overwogen om de opdracht terug te geven. Aanleiding hiervoor waren de uitspraken van[ [geïntimeerde] ]
over het dossier [dossiernaam 1] . (…) Er werd geïnsinueerd dat er sprake was van frauduleus handelen.In de overeengekomen opdrachtbevestiging hebben wij vastgelegd dat wij (…) verplicht zijn om ongebruikelijke transacties te melden aan de Financial Intelligence Unit Nederland te [kantoorplaats] . Om hiertoe over te gaan moet wel duidelijk zijn dat inderdaad sprake is van een dergelijke transactie. Tevens kon ik geen deugdelijke grondslag voor mijn rapportage verkrijgen als ik het dossier niet integraal zou kunnen doornemen. Dat was het moment dat ik de opdracht terug wilde geven en heb overwogen om melding te doen (….) Ik kon immers niet beoordelen of er al dan niet sprake was van ongebruikelijke transacties.Na overleg over dit klantdossier gaf[ [geïntimeerde] ]
geen toestemming om het ter beschikking te stellen.[ [appellant] ]
stond er echter op dat dit onderzoek wel plaatsvond. Hij heeft het dossier daarom ter beschikking gesteld en heeft aangegeven de extra uren die hierdoor gemaakt moesten worden te vergoeden. (…)”
“11. Uit het dossier [dossiernaam 1] blijkt dat de herkomst en besteding van alle gelden vanuit oogpunt van de maatschap traceerbaar en controleerbaar zijn. “
in conventiegevorderd:
primaireen verklaring voor recht dat het eindrapport van [register accountant] voor partijen niet bindend is en
subsidiaireen verklaring voor recht dat het bindend advies op goede grond buitengerechtelijk door hem is vernietigd;
2. een verklaring voor recht dat aan ieder van partijen de helft van de winst over de jaren 2007 en 2008 van de maatschap toekomt;
3. veroordeling van [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van € 21.295,50 ter zake van het eigen vermogen van [geïntimeerde] in de maatschap;
4. veroordeling van [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van € 121.180,10 ter zake van gederfde omzet uit de beheerportefeuille;
5. veroordeling van [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van € 6.240,77 ter zake van ten onrechte aan [geïntimeerde] in rekening gebrachte kosten;
6. een verklaring voor recht dat de taxatie van [makelaardij] voor partijen niet bindend is;
7. [appellant] te veroordelen tot medewerking aan de benoeming van drie taxateurs ter bepaling van de waarde van het kantoorpand van de maatschap;
8. een verklaring voor recht dat [appellant] in het dossier “ [dossiernaam 2] ” onrechtmatig heeft gehandeld dan wel wanprestatie in de nakoming van de maatschapsovereenkomst heeft gepleegd en aan [geïntimeerde] diens geleden schade dient te vergoeden en
9. veroordeling van [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van € 6.394,16 als schadevergoeding in de zaak “ [dossiernaam 2] ”,
met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
in conventieverweer gevoerd en zijnerzijds vorderingen
in reconventieingesteld. [appellant] vordert:
primair[geïntimeerde] te veroordelen tot medewerking aan de levering aan hem van het onverdeelde aandeel van [appellant] in, kort gezegd, het kantoorpand van de maatschap, tegen een prijs van € 122.500,-- en
subsidiairte bepalen dat het vonnis ten aanzien van de medewerking aan de uitvoering van de verdeling van de ontbonden maatschap en de verplichting van [geïntimeerde] tot medewerking aan de levering van voormeld aandeel in het kantoorpand aan hem in de plaats treedt van de notariële transportakte en in de daartoe bestemde openbare registers kan worden ingeschreven;
2. veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van € 1.090,63, zijnde de helft van de door [appellant] betaalde kosten van [makelaardij] en extra, door werkzaamheden met betrekking tot het dossier [dossiernaam 1] nodig geworden, werkzaamheden van [register accountant] ,
met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
in reconventie.
27 februari 2013geoordeeld
A) dat het eindrapport van [register accountant] een bindend advies is dat evenwel terecht door [geïntimeerde] buitengerechtelijk is vernietigd, zodat vordering 1. primair
in conventiezal worden afgewezen en die vordering in subsidiaire vorm zal worden toegewezen, en
B) dat de taxatie van [makelaardij] geen bindend advies is, zodat de op die stelling gebaseerde vordering
in reconventiesub 1. primair en subsidiair moet worden afgewezen en vordering 6.
in conventiemoet worden toegewezen.
Bij het tussenvonnis van
10 april 2013heeft de rechtbank het verzoek van [appellant] om tussentijds appel in te mogen stellen tegen het vonnis van 27 februari 2013 afgewezen.
Bij het tussenvonnis van
11 september 2013heeft de rechtbank geoordeeld dat alle geschillen tussen partijen, zowel in conventie als in reconventie, in beginsel beslecht dienen te worden door (deels: opnieuw) het vragen van een bindend advies. De rechtbank heeft partijen in overweging gegeven hun contractuele relatie in die zin te wijzigen dat zij de rechtbank aanwijzen als de bevoegde instantie om de vereiste bindend adviseurs te benoemen.
Bij het tussenvonnis van
9 april 2014heeft de rechtbank geconstateerd dat partijen het erover eens zijn dat de procedure dient uit te monden in de benoeming van (een) bindend adviseur(s) door de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak voor uitlating door partijen over de persoon van de voorgenomen bindend adviseurs naar de rol verwezen.
Ten slotte heeft de rechtbank bij het eindvonnis van
21 mei 2014de vordering van [geïntimeerde]
in conventiesub 1.
primairafgewezen, de vorderingen sub 1.
subsidiairen sub 6. toegewezen, de vorderingen van [appellant]
in reconventiesub 1. primair en subsidiair afgewezen, de vorderingen
in conventiesub 2 tot en met 5 en 7 tot en met 9, alsmede de vordering
inreconventie onder 2. als ingetrokken beschouwd en in conventie en reconventie een tweetal bindend adviseurs benoemd. De proceskosten heeft de rechtbank tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten diende te dragen.
in conventiesub 2 tot en met 5 en 7 tot en met 9 als ingetrokken worden beschouwd. Deze punten spelen derhalve in hoger beroep geen rol.
van het maatschapscontract afwijkende winstverdeling voor het jaar 2006 en daarna”. Bij memorie van grieven sub 13 stelt [appellant] evenwel dat het dossier van belang was voor de beantwoording door [register accountant] van de hem voorgelegde vraag over de winstverdeling in 2007 en 2008 omdat “
vanaf 2006 structureel uitvoering gegeven[werd]
aan artikel 8 lid 4 van de maatschapsovereenkomst”.
Dat [register accountant] met het opvragen en inzien van het dossier [dossiernaam 1] buiten zijn opdracht is getreden geldt temeer nu hij in zijn eindrapport niet is ingegaan op (de relevantie van) dat dossier (voor zijn opdracht). Hij heeft volstaan met de vermelding in zijn eindrapport dat “
Uit het dossier [dossiernaam 1] blijkt dat de herkomst en besteding van alle gelden vanuit oogpunt van de maatschap traceerbaar en controleerbaar zijn”(zie 3.1.i) hiervoor). Onderzoek naar eventuele “ongebruikelijke transacties” behoorde niet tot de opdracht aan [register accountant] .
Nu [register accountant] er voorts van op de hoogte was dat [geïntimeerde] , anders dan [appellant] , hem geen inzage wilde verstrekken in voormeld dossier, heeft [register accountant] ook naar het oordeel van het hof de schijn van partijdigheid gewekt.
Waar jij stelt dat wij het eens zouden zijn over de persoon van de taxateur laat ik je weten dat dit in beginsel het geval was, doch niet de uitkomst daarvan.” Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof slechts dat partijen het eens waren, ook volgens [geïntimeerde] , over de persoon van de in te schakelen taxateur. Van een overeenkomst in de zin dat de taxatie door die taxateur bindend voor partijen zou zijn blijkt uit die productie niets.
“
Desgevraagd deelde hij[ [geïntimeerde] ]
mij telefonisch mede (…) ook te kunnen instemmen met een bindend advies inzake beide items (pand en portefeuille), indien dat de wens is van [appellant] . Eerder gaf [geïntimeerde] reeds aan alléén een bindend advies te accepteren als beide partijen de mogelijkheid krijgen alle (….) aspecten (…) aan de orde te stellen en te doen meewegen.Ik meen dan ook dat op grond van bovenstaande uitgegaan kan worden van bindende adviezen.Graag bevestiging a.u.b.“
Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] de in deze brief gevraagde bevestiging heeft verzonden/gegeven. Om die reden blijkt ook uit dit stuk geen concrete afspraak tussen partijen inhoudende dat de taxatie van [makelaardij] partijen zou binden.
Ook ten aanzien van het (in de ogen van [appellant] ten onrechte door [geïntimeerde] vernietigde) eindrapport van [register accountant] faalt de grief op die grond. [appellant] geeft ook in hoger beroep niet concreet aan welke feiten hij zou willen bewijzen die tot een ander oordeel over de al dan niet terechte vernietiging door [geïntimeerde] van dat rapport leiden. Zijn bewijsaanbod dat “
[register accountant] zijn opdracht op de juiste manier heeft uitgevoerd” (memorie van grieven sub 22) is met name onvoldoende, nu dit aanbod geen feiten noemt maar een (uit feiten) te trekken conclusie.
Aan het voorgaande oordeel over de grief doet niet af dat de comparitierechter in eerste aanleg een andere rechter was dan de rechter die de vonnissen waarvan beroep wees. [appellant] heeft ook niet toegelicht waarom dit volgens hem het geval zou moeten zijn.
in reconventiesub I, zowel primair als subsidiair, heeft afgewezen. Partijen zijn het er immers over eens dat [geïntimeerde] het aandeel van [appellant] in het kantoorpand van de maatschap, tegen betaling van de helft van de waarde van het pand aan [appellant] , dient over te nemen. De rechtbank had [appellant] in de gelegenheid dienen te stellen de primaire vordering aan te passen dan wel de subsidiaire vordering moeten toewijzen, aldus [appellant] .
Opmerking verdient in het verband van deze grief dat het aan partijen is hun vorderingen te formuleren en dat [appellant] in hoger beroep zijn vordering niet heeft gewijzigd in de zin dat de waarde van het pand voor beoordeling van de vordering niet (langer) van belang is.
“medewerking[van [geïntimeerde] ]
aan de uitvoering van de verdeling van de ontbonden maatschap”is afgewezen, faalt deze eveneens. De rechtbank heeft deze vordering uitgelegd en naar het oordeel van het hof kunnen uitleggen in die zin dat ook dit deel van de vordering is gebaseerd op de stelling van [appellant] dat de taxatie van de waarde van het pand door [makelaardij] partijen bindt. Deze stelling heeft het hof in de overwegingen 3.5. en volgende hiervoor onjuist geoordeeld.
Als over de uitleg van de vordering door de rechtbank al anders geoordeeld zou moeten worden, overweegt het hof dat [appellant] volstrekt onvoldoende feiten heeft gesteld waaruit kan blijken aan de uitvoering van welke
“verdeling van de ontbonden maatschap”hij medewerking van [geïntimeerde] vordert. Bij het eindvonnis heeft de rechtbank immers onder meer vanwege de geschillen tussen partijen over, kort gezegd, die verdeling een bindend adviseur benoemd (zie het eindvonnis van de rechtbank sub 2.7.). Tegen die benoeming is niet gegriefd.
in reconventie(tot betaling door [geïntimeerde] van de helft van de kosten van [makelaardij] en van de extra kosten van [register accountant] ) niet (verder) hoeft te worden beslist omdat deze vordering als ingetrokken wordt beschouwd.