Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Akkerbouwbedrijf [Akkerbouwbedrijf],
11.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 12 mei 2015;
- het deskundigenbericht van 6 augustus 2015, ter griffie van het hof ingekomen op 19 augustus 2015;
- de memorie na deskundigenbericht van 6 oktober 2015 [geïntimeerde] ;
- de memorie na deskundigenbericht van 3 november 2015 van [appellante] .
12.De verdere beoordeling
primaireveroorzaker is van de rot is niet te zien. Wel maken alle foto’s duidelijk dat de halzen van de uien goed zijn ingedroogd. Zie bijv. de foto’s van productie 12 met als datum 21 november 2011. Dat is ongeveer een maand na aflevering van de uien door [geïntimeerde] aan [afnemer] . Omdat de deskundige ervan uitgaat dat [afnemer] de partij door een kundige controleur heeft laten beoordelen, gaat de deskundige ervan uit dat de uien
na sorteringhalf oktober ook als goed gedroogd zijn beoordeeld. (hof: tussen 13 en 31 oktober 2011 zijn de uien door [geïntimeerde] verladen en afgeleverd aan [afnemer] . De keurmeester van [afnemer] heeft de uien op 1 november 2011 gekeurd; rov. 6.1.15 tussenarrest 20 januari 2015). Bovendien mag er niet van worden uitgegaan dat de uien tijdens de verscheping in de REEF containers droog zijn geworden. Dat moeten zij al in Nederland zijn geweest. De deskundige acht een aantasting door Penicillium als
primaireveroorzaker niet waarschijnlijk, omdat i) de omvang van de aantasting niet past bij een aantasting door een zwakteparasiet als Penicillium tenzij uitgegaan wordt van vochtige bewaring van in hoge mate beschadigde uien, ii) de uien aan de bovenkant goed ingedroogd blijken hetgeen een aanwijzing is voor een geslaagde droging. Dit kan niet wijzen op langdurige aanwezigheid van vrij vocht in de uienbewaring tijdens de droog- en bewaarperiode in september/oktober 2011, iii) als water onder de MDI zou zijn gelopen, zouden de onderste uien nat zijn geworden hetgeen tot Penicillium geleid kan hebben, maar in dat geval zou het percentage rot nooit de omvang hebben bereikt zoals geconstateerd is bij sortering als later in de eindbestemmingen, iv) blijkens het KNMI weersoverzicht was september 2011 een warme maand en droog en zonnig, was ook oktober 2011 zacht, zonnig en vrij droog althans tot de periode tussen de levering van de uien aan [geïntimeerde] en aan [afnemer] (vanaf half oktober). Wel viel neerslag tussen 6 en 12 oktober maar toen was al sprake geweest van meer dan twee weken droog weer. Indien de neerslag die tussen 6 en 12 oktober viel onder de uien in de MDI is gestroomd en dit tot 20 % rot zou hebben geleid veroorzaakt door Penicillium dan heeft dat plaatsgevonden in een zeer kort tijdsbestek, hetgeen niet een waarschijnlijk scenario lijkt, en v) in de literatuur praktisch niets is te vinden over Penicillium als parasiet voor uien, hetgeen het feit dat deze schimmel internationaal voor uien niet als voldoende betekenisvol wordt gezien, ondersteunt.
tijdstipvan ontstaan van rot als gevolg van de koprot schimmel, slechts aan de
omvanger van. Een vroeg tijdstip van rot in de bewaring wijst altijd op een vroege infectie. De
matevan infectie kan beïnvloed worden door de effectiviteit van de droging.
aangetoondin plaats van
het meest waarschijnlijk geacht.Bovendien overtuigen de argumenten van de deskundige niet. [appellante] betwijfelt of de deskundige voldoende kennis heeft van de ziekte Penicillium om deze ziekte als oorzaak te kunnen uitsluiten. De argumenten die de deskundige geeft om Penicillium als oorzaak uit te sluiten, zijn vrijwel allemaal gebaseerd op de aanname dat de uien goed zijn gedroogd en onbeschadigd waren. Die aanname is onjuist en onbewezen. De deskundige heeft niet kunnen beoordelen of de MDI die is gebruikt voor de Crimson uien van [appellante] voldeed aan de voorwaarden van de door [geïntimeerde] beschreven technologie. Ook zijn de gegevens van de voelers niet meer beschikbaar, waardoor de deskundige geen definitief oordeel kan geven. De deskundige heeft dus niet kunnen beoordelen of van vochtige bewaring sprake was terwijl hij ook heeft aangegeven dat een vochtige bewaring van beschadigde uien een aantasting door Penicillium mogelijk maakt. De deskundige heeft evenmin kunnen aannemen dat de uien in kwestie niet beschadigd waren. Het door de deskundige aangehaalde KNMI weersoverzicht zegt niets, want ook zonder dat er neerslag is zal continue ventilatie met buitenlucht tot vochtvorming op de uien leiden als de buitenluchttemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid bij invoering in de opslag afkoelt en condenseert (p. 6 rapport, onder vraag 5). Dat doet zich voor als er temperatuurwisselingen tussen dag en nacht zijn, die er in september en oktober 2011 waren. De foto van 21 november 2011 waar de deskundige uit afleidt dat de halzen van de uien goed zijn ingedroogd, toont helemaal geen halzen. Wel is het vel om de halzen heen te zien, maar dat is heel dun, droogt snel en zegt niets over de vraag of ook de hals goed is ingedroogd. Een foto van 21 november 2011, derhalve van ruim twee maanden na de oogst, waarop lijkt dat het vel om de hals droog is, kan niet aantonen dat de uien tijdig (binnen 1-2 weken) en goed zijn gedroogd. [appellante] bestrijdt de juistheid van de conclusie van de deskundige dat het tijdstip en de omvang van de aantasting waarschijnlijk duidt op een vroege infectie met koprot. Wat resteert nadat alle onzekere factoren (zoals effectiviteit van de droging, beschadiging aan de uien, bekwaamheid van de controleur van [afnemer] ) worden geëlimineerd, is dat er aangetaste uien zijn waarop sclerotiën en blauwgroen schimmelpluis te zien zijn. Penicillium kan zowel sclerotiën en blauwgroen schimmelpluis veroorzaken, koprot veroorzaakt geen blauwgroen schimmelpluis. Daarom is de enige ziekte die met zekerheid uit de foto’s kan worden afgeleid Penicillium. Omdat Penicillium alleen ontstaat in een vochtige bewaring, staat daarmee eveneens voldoende vast dat de bewaring vochtig was. En dat bevestigt dat het gebrek pas na de levering door [appellante] is ontstaan. Vaststaat dat de MDI waarin [geïntimeerde] de uien van [appellante] bewaarde een prototype was van de huidige MDI, op welk prototype later nog aanpassingen zijn gedaan. De deskundige heeft die gebruikte MDI niet kunnen beoordelen. [geïntimeerde] heeft de doorslaggevende gegevens van de voelers niet bewaard, evenmin als de monsterzakken. [geïntimeerde] heeft niet kunnen aantonen dat het gebruikte prototype MDI aan alle voorwaarden voldeed voor een effectieve droging. Nu [geïntimeerde] zonder overleg met [appellante] een andere, niet aantoonbaar gelijkwaardige bewaarplaats voor de uien heeft gekozen in plaats van de bewaarplaats die partijen zijn overeengekomen, kan [geïntimeerde] [appellante] in redelijkheid niet aan de bepaling houden dat [appellante] het risico voor de bewaring draagt, aldus [appellante] .
“meest waarschijnlijke veroorzaker” heeft de deskundige koprot genoemd. Uitgaande van dit
“meest waarschijnlijke scenario” is volgens de deskundige de infectie tot stand gekomen op het veld. Volgens de deskundige hadden de monsterzakken maar ook onderzoek van de nog op het oog gezonde uien geleverd aan de Dominicaanse republiek de oorzaak van de gebreken aan de uien definitief en onomstotelijk kunnen vaststellen.
door partijenen richt zich niet tot een deskundige. Voor zover [geïntimeerde] heeft bedoeld te betogen dat het feit dat de monsterzakken en onderzoek in de Dominicaanse Republiek uitsluitsel hadden kunnen geven, niet door het hof in de beoordeling betrokken zou mogen worden gelet op de twee-conclusieleer, volgt het hof [geïntimeerde] daarin niet. Het niet bewaren van de monsterzakken is reeds eerder in de procedure aan de orde geweest (bijv. mvg 24). En voor wat betreft het niet uitvoeren van onderzoek in de Dominicaanse Republiek geldt dat, anders dan [geïntimeerde] kennelijk veronderstelt, de twee-conclusieleer niet met zich mee brengt dat na de memorie van grieven (en van antwoord) hoe dan ook geen nieuwe grondslagen of verweren zouden kunnen worden (aan)gevoerd. Op die in beginsel strakke regel zijn immers uitzonderingen toegelaten, zoals een verandering van eis of verweer die een aanpassing beoogt aan na de memories voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden.
het is van groot belang om met verhitters te werken, het indrogen van de hals van de ui is belangrijk, dit proces moet in één à twee weken gerealiseerd zijn en na de droogperiode is het van belang om de uien droog te houden door drogende lucht door de uienhoop te blazen”(beantwoording vraag 4).
Bewaring en bemonstering”, lid 1, contractvoorwaarden; vgl. ook rov. 6.5.11 tussenarrest 20 januari 2015), slaagt. Naar het oordeel van het hof is het beding in dat geval voor [appellante] onredelijk bezwarend; behalve de algemene voorwaarde dat het risico van bewaring bij de teler ( [appellante] ) lag, maakte immers ook van de overeenkomst tussen partijen deel uit dat de uien in een geïsoleerde bewaarplaats bewaard zouden worden. [geïntimeerde] heeft in strijd met die afspraak de uien bewaard in een ander soort bewaarplaats. Indien niet komt vast te staan dat die andere bewaarplaats gelijkwaardig is aan de overeengekomen bewaarplaats c.q. dat de uien, kort gezegd, goed en effectief in die andere bewaarplaats zijn gedroogd, is, voorshands oordelend, het beding dat het risico van bewaring bij [appellante] legt als onredelijk bezwarend te kwalificeren.
13.De uitspraak
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;