Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 3413820 CV EXPL 14-9970)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- de memorie van grieven.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van International Card Services B.V. (ICS) tegen een verstekvonnis van de kantonrechter. ICS had in eerste aanleg een veroordeling gevorderd van de geïntimeerde tot betaling van een bedrag van € 3.410,42, voortvloeiend uit een creditcardovereenkomst. De kantonrechter had de vordering voor een deel toegewezen, maar de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten afgewezen omdat ICS niet had voldaan aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, met name de eis om te stellen op welke datum de schuldenaar in verzuim was geraakt. ICS ging in hoger beroep, maar ook in deze fase werd de geïntimeerde niet gehoord, en er werd opnieuw verstek verleend. Het hof oordeelde dat ICS in hoger beroep niet aan de stelplicht had voldaan en bevestigde de beslissing van de kantonrechter. Het hof benadrukte dat de schuldeiser in verstekzaken de bewijslast heeft om alle relevante feiten en omstandigheden te stellen die het verzuim kunnen dragen. Aangezien ICS niet had aangetoond op welke datum het verzuim was ingetreden, werd het hoger beroep afgewezen en werd ICS veroordeeld in de proceskosten.