Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[Projectontwikkeling] Projectontwikkeling B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
[Vastgoed] Vastgoed B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
6.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 22 juli 2014;
- de antwoordakte na tussenarrest van Compaen;
- de antwoordakte van [geïntimeerden] .
7.De verdere beoordeling
‘reeds vóór 1 februari 2008 de in artikel 6 onder sub II vermelde twintig woningen zijn verkocht. De juridische levering zal in dat geval plaatsvinden uiterlijk één maand nadat de twintigste woning is verkocht’. DMB had [geïntimeerden] . op grond van de overeenkomst van 21 december 2007 kunnen dwingen om tot koop van deze 20 woningen over te gaan, en daarmee had zij de vervroegde levering aan Compaen kunnen afdwingen. Ingevolge artikel 4 van de overeenkomst d.d. 14 maart 2007 had Compaen dan op de datum van het notarieel transport de koopsom van € 4.611.750,00 moeten betalen. Dit bedrag zou meer dan voldoende zijn geweest om de financiering van SNS af te lossen, dit alles aldus [geïntimeerden] .
“vóór 1 februari 2008 de in artikel 6 onder sub II vermelde twintig woningen zijn verkocht”. Gesteld noch gebleken is dat vóór voormelde datum daadwerkelijk twintig woningen zijn verkocht. Voorts staat tussen partijen vast dat de overeenkomst tussen [geïntimeerden] . en DMB d.d. 21 december 2007 is gesloten om een beroep van Compaen op de ontbindende voorwaarde in (artikel 6.II onder a van) de overeenkomst tussen Compaen en DMB, kort gezegd, onmogelijk te maken. Compaen heeft geen beroep op die ontbindende voorwaarde gedaan. Ook die ontbindende voorwaarde zag op de verkoop van twintig woningen vóór 1 februari 2008. Het had daarom naar het oordeel van het hof op de weg van [geïntimeerden] . gelegen te stellen dat en waarom DMB ook begin 2009 nog, toen zij (onweersproken door [geïntimeerden] .) financiële problemen kreeg die volgens Compaen leidden tot (de noodzaak van herschikking van contractsposities door middel van) de intentieovereenkomst van 3 juli 2009, [geïntimeerden] . op grond van voormelde overeenkomst met DMB kon dwingen tot koop van twintig woningen en Compaen tot vervroegde afname daarvan (waardoor Compaen de koopsom aan DMB verschuldigd zou worden). Het ontbreken van een dergelijke uitleg door [geïntimeerden] leidt er toe dat de onder 7.1. weergegeven stellingen van [geïntimeerden] ., wegens onvoldoende feitelijke onderbouwing daarvan, niet bij kunnen dragen tot hun standpunt dat Compaen slechts met het doel [geïntimeerden] . te schaden de intentieovereenkomst van 3 juli 2009 met DMB en [Bouwgroep] sloot.
- Compaen wist van de tussen DMB en [geïntimeerden] gemaakte afspraak over de ‘garantiesom’ van € 300.000,-- (4.9.6.);
- Compaen was vanaf het begin betrokken bij het project [projectnaam] en had daarover voor 3 juli 2009 al een overeenkomst met DMB gesloten (4.9.7.);
- Compaen mocht er van uit gaan dat DMB (als zij niet op goede gronden de overeenkomst met [geïntimeerden] . zou hebben ontbonden) € 300.000,-- aan [geïntimeerden] . zou betalen en Compaen zou daar dan zelf € 100.000,-- aan bijdragen (4.9.8.) en
- DMB verkeerde in grote financiële problemen en SNS was slechts bereid de financiering van het project voort te zetten als Compaen de rechten en verplichtingen van DMB overnam (4.9.9.).
De stellingen van [geïntimeerden] ., weergegeven onder 7.1. hiervoor, spelen in dit verband geen rol meer.
om welke reden ookwordt ontbonden, de overeenkomst tussen DMB en [geïntimeerden] . gelijktijdig wordt ontbonden. Compaen heeft onbetwist gesteld dat voor het inroepen van deze ontbindende voorwaarde geen tekortkoming van [geïntimeerden] . is vereist (conclusie van dupliek sub 33). [geïntimeerden] . hebben niet duidelijk aangegeven om welke reden de overeenkomst met DMB zou voortbestaan ondanks het feit dat de overeenkomst tussen Compaen en DMB in onderling overleg is beëindigd.