Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3581033 CV EXPL 14-12010)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met vijf grieven, producties en een eisvermindering;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met acht grieven;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
3.De beoordeling
grief 1 in incidenteel appel. [geïntimeerde] voert daartoe aan (in de toelichting op zijn grieven 1 t/m 7):
grief 1 in principaal appelkeert zich tegen de afwijzing van de toepasselijkheid van de cao in de perioden dat deze niet algemeen verbindend was. Grief 8 in incidenteel appel heeft hierop ook betrekking.
grief 3 in incidenteel appelwordt betoogd dat gezien de bijzondere aard van de arbeidsovereenkomst en gelet op de bewezen feiten van overuren geen sprake is geweest.
grief 2 in principaal appel.
Grief 3 in het principaal appelkeert zich tegen het oordeel dat sprake is van rechtsverwerking, kort gezegd omdat [appellant] het vertrouwen heeft gewekt deze toeslagen niet te zullen claimen.
grieven 4 en 5 in principaal appel. Ook de
grieven 5, 6 en 7 in incidenteel appelhebben hierop betrekking.
grief 4 in principaal appel.
Grief 5 in incidenteel appelfaalt.
grief 7 in incidenteel appelstelt [geïntimeerde] dat gezien het bijzondere karakter van de overeenkomst het beroep van [appellant] op het van toepassing zijn van de cao en de vordering van [appellant] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Het hof verwerpt dit verweer. De overeenkomst is in zijn toepassing niet zo bijzonder dat reeds daarom afgeweken zou kunnen worden van de wet en de (algemeen verbindend verklaarde) cao.