3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende door de rechtbank in het beroepen vonnis onder rov. 3.1 weergegeven feiten waartegen geen grieven zijn gericht:
[geïntimeerde 2] is eigenaar van het perceel [straatnaam] [huisnummer 1] te [woonplaats] en [appellant] is eigenaar van het naastgelegen perceel [straatnaam] [huisnummer 2] te [woonplaats] .
De percelen zijn aan de achterzijde gescheiden door een scheidsmuur van 5.60 meter lang en 1.80 à 1.85 meter hoog.
De tuin van [geïntimeerde 2] is gelegen op het noord-noord-oosten en wordt aan de noordzijde begrensd door een uitbouw van de achterburen ter hoogte van 3.22 meter. Aan de westzijde op het perceel bevindt zich een uitbouw van [geïntimeerde 2] met een hoogte van 3.22 meter, die loopt tot de scheidsmuur met [appellant] .
[appellant] heeft in 2012 aan [geïntimeerde 2] kenbaar gemaakt dat hij het plan had opgevat om een overkapping te realiseren in zijn achtertuin, tegen de scheidsmuur aan.
In het voorjaar van 2013 heeft [appellant] een overkapping gerealiseerd tegen de scheidsmuur aan. De hoogte van deze constructie bedraagt ongeveer 3 meter.
3.2.1.In eerste aanleg heeft [geïntimeerde 2] gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
[appellant] (hoofdelijk) te veroordelen het tegen de erfgrens van het perceel van [geïntimeerde 2] gerealiseerde bouwwerk binnen 21 dagen na betekening van het te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden;
het onder 1 bepaalde op straffe van een dwangsom van € 5.000,- ineens indien het bouwwerk niet uiterlijk binnen 21 dagen na betekening van het te wijzen vonnis is verwijderd, alsmede een dwangsom van € 250,- per kalenderdag voor iedere dag dat [appellant] met het onder 1 bepaalde in verzuim is, zulks met een maximum van totaal € 50.000,-;
subsidiair:
zodanige maatregelen te treffen als de rechtbank juist acht;
primair en subsidiair:
[appellant] (hoofdelijk) te veroordelen tot vergoeding van de door [geïntimeerde 2] geleden schade ter hoogte van € 423,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan het moment van algehele voldoening daarvan;
[appellant] (hoofdelijk) te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf de 15e dag na de dag van de uitspraak;
[appellant] (hoofdelijk) te veroordelen in de nakosten ter hoogte van € 131,- dan wel - indien [appellant] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak plaatsvindt - € 199,-.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde 2] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Er is sprake van onrechtmatige hinder door [appellant] . De door [appellant] gebouwde overkapping onthoudt nagenoeg al het (zon)licht aan de achtertuin van [geïntimeerde 2] . Voorts beperkt de overkapping het uitzicht van [geïntimeerde 2] in ernstige mate en krijgt de achtertuin van [geïntimeerde 2] door de overkapping een sterk ingesloten karakter c.q. een “kokereffect”. Door de aanwezigheid van de overkapping is ook de verkoopbaarheid van de woning en de waarde daarvan gedaald. De belangen van [geïntimeerde 2] bij beëindiging van de hinder wegen volgens [geïntimeerde 2] zwaarder dan de belangen van [appellant] bij handhaving van de overkapping.
3.2.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij voert aan dat er slechts een in aard, omvang en duur beperkte mate van extra schaduwwerking in de tuin van [geïntimeerde 2] bestaat als gevolg van de bouw van de overkapping. De tuin van [geïntimeerde 2] had reeds een ingesloten karakter als gevolg van de bestaande bebouwing op het eigen perceel en op aangrenzende percelen. Er was reeds een scheidsmuur tussen de percelen aanwezig, zodat geen sprake is van verlies van uitzicht door de overkapping. Voor zover er al enig verlies van uitzicht is, gaat het om verminderd uitzicht op de lucht en slechts vanuit de tuin. [appellant] heeft [geïntimeerde 2] tijdig van zijn plannen op de hoogte gebracht. [geïntimeerde 2] heeft eerst geklaagd na realisering van de overkapping. Door deze handelwijze kan [geïntimeerde 2] in redelijkheid geen verwijdering van de overkapping meer vorderen, gelet op de schade die [appellant] hierdoor zal leiden. Zijn belang bij (handhaving van) de overkapping is gelegen in de bergruimte die zij oplevert, de functie van overdekt terras en de mogelijkheid om in de toekomst (nadat de overkapping is omgebouwd tot woonruimte) volledig gelijkvloers te gaan wonen.
3.3.1.In het tussenvonnis van 12 maart 2014 heeft de rechtbank een plaatsopneming, alsmede een comparitie van partijen gelast.
3.3.2.In het eindvonnis van 10 september 2014 heeft de rechtbank [appellant] hoofdelijk veroordeeld het tegen de erfgrens van het perceel van [geïntimeerde 2] gerealiseerde bouwwerk binnen twee maanden na betekening van het vonnis te verwijderen en verwijderd te houden, voor zover dit bouwwerk is gerealiseerd ten westen van de scheidsmuur tussen de percelen [straatnaam] [huisnummer 1] en [straatnaam] [huisnummer 2] in [woonplaats] en voor zover dit bouwwerk de hoogte van deze scheidsmuur overstijgt, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- ineens indien het bouwwerk niet uiterlijk binnen twee maanden na betekening van het vonnis is verwijderd, alsmede een dwangsom van € 250,- per kalenderdag voor iedere dag dat [appellant] in verzuim blijft met verwijdering van het bouwwerk, met een maximum van € 25.000,-.
Voorts heeft de rechtbank [appellant] hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van de door [geïntimeerde 2] geleden schade ter hoogte van € 1.452,- te vermeerderen met de wettelijke rente en [appellant] hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente en in de nakosten. De rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.