ECLI:NL:GHSHE:2016:5656

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
200.161.290_01 en 200.166.014_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbenoeming in civiele procedure tussen Holding B.V. en Gemeente Tilburg

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Holding B.V. tegen de Gemeente Tilburg. De zaak betreft een deskundigenbenoeming in het kader van een geschil over de vergoeding van de waarde van erfpacht. Het hof heeft eerder op 5 juli 2016 een tussenarrest gewezen en heeft nu op 27 december 2016 de verdere procedure beoordeeld. De deskundige moet de waarde van de erfpacht op 1 augustus 2011 vaststellen, de datum waarop de erfpacht is geëindigd. Het hof heeft geoordeeld dat de deskundige een rentmeester moet zijn met specifieke kennis van grondzaken en complexe taxaties. Partijen hebben hun voorkeuren voor deskundigen kenbaar gemaakt, maar zijn het niet eens geworden over het aantal en de persoon van de deskundige. Uiteindelijk heeft het hof ir. ing. W. Plaggenborg benoemd als deskundige. Het hof heeft ook bepaald dat de kosten van het deskundigenbericht voorlopig ten laste van de Rijkskas komen, gezien de toevoeging van [appellante]. Het hof houdt verdere beslissingen aan in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
arrest van 27 december 2016
in zaaknummer 200.161.290/01
van
[Holding B.V.] Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. G.S. de Haas te Raamsdonksveer,
tegen
Gemeente Tilburg,
zetelend te Tilburg,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de Gemeente,
advocaat: mr. A.J.H.W. Coppelmans te Tilburg,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 juli 2016 in het hoger
beroep van de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda onder zaaknummer C/02/244575/HA ZA 12-48 gewezen vonnis van 27 november 2013, voor zover
in conventiegewezen tussen de Gemeente als eiseres en [appellante] als gedaagde,
en
in zaaknummer 200.166.014/01
van
[Holding B.V.] Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. G.S. de Haas te Raamsdonksveer,
tegen
Gemeente Tilburg,
zetelend te Tilburg,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de Gemeente,
advocaat: mr. A.J.H.W. Coppelmans te Tilburg,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 juli 2016 in het hoger beroep van de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda onder zaaknummer C/02/244575/HA ZA 12-48 gewezen vonnissen van 27 november 2013, 30 april 2014,
11 juni 2014 en 7 januari 2015, voor zover
in reconventiegewezen tussen [appellante] als eiseres en de Gemeente als verweerster.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 5 juli 2016;
  • de akte uitlaten deskundigen van [appellante] van 19 juli 2016;
  • de akte uitlaten deskundigen van de Gemeente van 19 juli 2016.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

in zaaknummer 200.161.290/01
6.1.
Het hof zal iedere beslissing in deze zaak aanhouden, in afwachting van de afronding van de procedure in de zaak met nummer 200.166.014/01.
in zaaknummer 200.166.014/01
6.2.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat tussen partijen vaststaat dat [appellante] jegens de Gemeente aanspraak kan maken op vergoeding van de waarde van de erfpacht op de datum waarop de erfpacht is geëindigd, te weten 1 augustus 2011.
6.3.1.
Het hof heeft verder geoordeeld dat in verband met de bepaling van de hoogte van de vergoeding een deskundigenbericht zal worden bevolen. In dat kader heeft het hof, in navolging van partijen, overwogen dat de deskundige een rentmeester dient te zijn, met specifieke deskundigheid in grondzaken, complexe taxaties van onroerende zaken c.q. bedrijfsterreinen en erfpacht.
Het hof heeft partijen in staat gesteld om zich bij akte uit te laten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige(n).
6.3.2.
Partijen hebben vervolgens ieder een akte genomen.
[appellante] heeft aangegeven dat hij graag ziet dat drie deskundigen worden benoemd, één op voordracht van iedere partij, waarna deze twee deskundigen de derde benoemen. [appellante] heeft een drietal namen van te benoemen deskundigen genoemd, stellend dat zij over de vereiste deskundigheid beschikken.
De Gemeente heeft aangegeven dat met de benoeming van één deskundige kan worden volstaan en heeft een viertal namen van te benoemen deskundigen genoemd, stellend dat zij over de vereiste deskundigheid beschikken.
6.3.3.
Partijen zijn het niet, zoals verzocht, eens geworden over aantal en perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n). Het hof zal daarom beslissen. Naar het oordeel van het hof kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige die de benodigde kennis en ervaring bezit.
Het hof heeft ir. ing. W. Plaggenborg, rentmeester NVR en registermakelaar-taxateur, verbonden aan Rentmeesterkantoor Plaggenborg te [plaats] (zijnde géén van de door partijen voorgestelde deskundigen) bereid gevonden om de benoeming tot deskundige te aanvaarden. De deskundige heeft desgevraagd verklaard dat het hem vrij staat om op te treden in deze zaak. De deskundige heeft aangegeven dat, conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Rentmeesters, een tweede taxateur het rapport dient mede te ondertekenen en dat mw. [taxateur] , werkzaam bij [groep] -groep, hiertoe is benaderd en bereid is gevonden om als zodanig op te treden. Ook deze deskundige heeft desgevraagd verklaard dat het haar vrij staat om op te treden in deze zaak.
6.3.5.
De deskundige dient gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord te geven op de volgende vragen:
‘1. Welke opbrengst zou een derde op 1 augustus 2011 overhebben voor een erfpachtrecht op het erfpachtperceel, onder dezelfde voorwaarden en voor de resterende duur, met inachtneming van de door de rechtbank in haar vonnis van 27 november 2013 genoemde relevante omstandigheden?
2. Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?’
6.3.6.
De deskundige dient eventuele nadere informatie die hij nodig heeft en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaten op te vragen. De advocaat die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij. De deskundige wordt verzocht de verkregen informatie als bijlage bij het deskundigenbericht te voegen.
Indien de deskundige voor het onderzoek gebruik maakt van informatie van derden, dient hij daarvan melding te maken in het rapport.
6.3.7.
Het hof heeft bij genoemd tussenarrest geoordeeld dat [appellante] wordt belast met het voorschot van de deskundige. Gelet op de omstandigheid dat [appellante] procedeert op basis van een toevoeging zal het hof bepalen dat de kosten van het deskundigenbericht voorlopig ten laste van ’s Rijks kas zullen komen.
6.4.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

7.De uitspraak

in zaaknummer 200.161.290/01
7.1.
houdt iedere beslissing aan;
in zaaknummer 200.166.014/01
Het hof:
7.2.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 6.3.5. van dit arrest geformuleerde vragen;
7.3.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
ir. ing. W. Plaggenborg, verbonden aan Rentmeesterkantoor Plaggenborg,[adres] , [postcode] [plaats];
7.4.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
7.5.
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
7.6.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
7.7.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek -
en ten aanzien van de concept-rapportage- partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
7.8.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
7.9.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
7.10.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.694,-, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
7.11.
bepaalt dat [appellante] wordt belast met het voorschot en bepaalt dat het voorschot, nu aan [appellante] een toevoeging is verleend, voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komt;
7.12.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
7.13.
benoemt mr. W.J.J. Beurskens tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
7.14.. verwijst de zaak naar de rol van
25 april 2017in afwachting van het deskundigenbericht;
7.15.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellante] ;
7.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.J. van Craaikamp, W.J.J. Beurskens en J. Hallebeek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 december 2016.
griffier rolraadsheer