Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
[Groep] Groep B.V.,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer C/01/268676/ HA ZA 13-679)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 oktober 2014,
- de memorie van grieven van 30 juni 2015 met een productie,
- de memorie van antwoord van 22 september 2015 met producties.
3.De beoordeling
een exequatur heeft verkregen”). In het onderhavige geval – het verbeuren van dwangsommen, niet de incasso van verbeurde dwangsommen - is echter geen sprake van tenuitvoerlegging, ook niet in België. Voor het verbeuren van dwangsommen is niet meer vereist dan de betekening van het vonnis, artikel 611a lid 3 Rv. Genoemde bepalingen van de EEX-Verordening hebben bovendien geen betrekking op het verschuldigd worden van dwangsommen. Er heeft overigens een tenuitvoerlegging van de verbeurde dwangsommen plaatsgevonden na afgifte van het exequatur.
Telefonisch deelde u mij mede af te zien van incassering van dwangsommen voor zover al verschuldigd. U zou mij dat bevestigen doch u hebt dat nog niet gedaan.”
inde periode waarin dwangsommen al verbeurden. In dit licht is de betekenis van de laatste geciteerde zin, zonder nadere toelichting niet begrijpelijk.