Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een belanghebbende die een gastouderbureau exploiteert en bemiddelt bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag. De belanghebbende heeft geen vereiste aangifte gedaan voor het jaar 2009, wat leidde tot een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) van € 151.299, met een beschikking heffingsrente van € 4.863 en een boete van € 17.922. Na bezwaar heeft de inspecteur de aanslag verminderd tot € 112.318 en de boete vernietigd. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verder verminderd tot € 95.451. De belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 2 november 2016 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. De belanghebbende betwist de correctie van € 100.000 die door de inspecteur is aangebracht op de winst over het vierde kwartaal van 2009. Het Hof oordeelt dat de belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat de aanslag onjuist is, en dat de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt van de omzet. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De belanghebbende heeft niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast en de inspecteur heeft de aanslag op een redelijke manier vastgesteld.