3.1.Geen grieven zijn gericht, noch is anderszins bezwaar gemaakt, tegen de weergave van de feiten in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.16 van het bestreden vonnis. Die feiten vormen daarom ook voor het hof het uitgangspunt.
3.1.1.In december 2010 heeft de rechtsvoorganger van SEM, Stichting City Dynamiek [vestigingsnaam] , een meervoudige onderhandse aanbesteding gehouden voor de exploitatie van buitenreclame op het grondgebied van de gemeente Eindhoven.
3.1.2.[appellante] heeft destijds ingeschreven en heeft de concessieovereenkomst van perceel 4 (Concessie 'billboards') met een looptijd van 1 mei 2011 tot en met 30 april 2021 gegund gekregen. Deze overeenkomst loopt nog steeds.
3.1.3.CCH heeft de concessieovereenkomst van perceel 1 (Concessie 'abri's') gegund gekregen. Exterion heeft de concessieovereenkomst van perceel 2 (Concessie 'reclame-info-objecten') gegund gekregen. Blijkens artikel 9.1 van de concessieovereenkomsten voor de percelen 1 en 2 is de looptijd van deze twee overeenkomsten van 1 april 2011 tot en met 31 december 2016 en worden de concessies na het verstrijken van de duur van de termijn niet verlengd.
3.1.4.De gemeenteraad van de gemeente Eindhoven heeft bij besluit van 6 november 2012 de ontwikkeling van het merk ' [merknaam A] ', het ontwikkelen van community en netwerken rondom het merk ' [merknaam A] ', 'on brand'-evenementen en -activiteiten en onderzoek en monitoring van effecten aangewezen als een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB). SEM (opgericht in november 2011, voorheen Stichting City Dynamiek [vestigingsnaam] en de [vestigingsnaam] VVV) is aangewezen om deze DAEB te verrichten.
3.1.5.Op 20 december 2012 hebben de gemeente Eindhoven en SEM de 'overeenkomst gebruik openbare ruimte voor reclame-objecten en de kermis' gesloten (hierna: de overeenkomst, productie 6 van [appellante] in eerste aanleg). Deze overeenkomst betreft (artikel 3.1) het door de gemeente aan SEM verleende exclusieve recht tot het plaatsen van reclameobjecten in de openbare ruimte of het maken van andere vormen van reclame in de openbare ruimte, alsmede het gratis beschikbaar stellen van openbare gemeentegrond voor het organiseren van de kermis.
3.1.6.SEM betaalt (artikel 11.1 van de overeenkomst) aan de gemeente voor het plaatsen van reclameobjecten een vergoeding van € 690.000,- per jaar (met jaarlijkse indexering), te vermeerderen met btw.
3.1.7.Blijkens artikel 23 van de overeenkomst is een overdracht door een partij van haar rechten op grond van de overeenkomst slechts mogelijk na toestemming van de andere partij.
3.1.8.SEM ontvangt jaarlijks een subsidie DAEB van de gemeente. Blijkens het subsidiebesluit van 2015 kan SEM over het jaar 2015 maximaal een bedrag van € 1.021.000,- ontvangen (productie B van SEM in eerste aanleg).
3.1.9.Op 29 april 2015 heeft op initiatief van [appellante] een gesprek plaatsgevonden met SEM waarin [appellante] haar interesse heeft getoond in de verkrijging van de concessieovereenkomsten voor de exploitatie van de abri's en de reclame-info-objecten (de percelen 1 en 2) die op 31 december 2016 zouden aflopen. Na afloop van het gesprek heeft [appellante] bij brief van 4 juni 2015 (productie 8 van [appellante] in eerste aanleg) schriftelijk haar interesse geuit in verkrijging van het exploitatierecht van de op het grondgebied van de gemeente gelegen abri's en reclame-info-objecten.
3.1.10.Bij brief van 30 juni 2015 hebben SEM c.s. - voor zover hier relevant - [appellante] het volgende bericht:
"Wij zijn begin dit jaar reeds twee nieuwe overeenkomsten aangegaan voor enerzijds de exploitatie van de huidige abri’s en anderzijds de exploitatie van de reclame-info objecten, en hebben de oude overeenkomsten in wederzijdse overeenstemming beëindigd. Zoals bij u bekend zijn wij een private stichting. Wij zijn niet (Europees) aanbestedingsplichtig. Om ons moverende redenen hebben we dit jaar in tegenstelling tot in 2010 besloten om geen nadere offerte aanvraag bij meerdere partijen te doen. De nieuwe overeenkomsten eindigen eerst op 31 december 2021. Dit betekent dat wij eind 2015/begin 2016 geen aanbesteding zullen houden voor de exploitatie van abri's en/of reclame-info-objecten."
3.1.11Bij brief van 4 augustus 2015 (productie 9 van [appellante] in eerste aanleg) heeft [appellante] SEM gesommeerd de concessies alsnog aan te besteden zodat [appellante] naar verkrijging daarvan kan meedingen.
3.1.12.Op 20 augustus 2015 heeft SEM [appellante] medegedeeld dat SEM geen aanbestedende dienst is en dat de concessies bovendien geen duidelijk grensoverschrijdend belang hebben, zodat SEM niet zal overgaan tot aanbesteding van de concessies.
3.1.13.Tijdens de door de voorzieningenrechter gehouden zitting heeft de advocaat van SEM c.s. naar voren gebracht dat SEM op 12 november 2015 een afsplitsing ex artikel 2:334a BW tot stand heeft gebracht inhoudende dat de DAEB-activiteiten van SEM zijn ondergebracht in Stichting [vestigingsnaam+nummer 2] en de overige activiteiten (waaronder de concessies) zijn ondergebracht in [nummer+ vestigingsnaam 1] B.V. (thans: [vestigingsnaam+nummer 1] ) en dat SEM nog slechts fungeert als holdingmaatschappij.
3.2.1.[appellante] heeft in eerste aanleg, na wijziging van eis, kort gezegd gevorderd SEM c.s. te verbieden (verdere) uitvoering te geven aan de in 2015 met Exterion en CCH gesloten concessieovereenkomsten en de desbetreffende opdrachten, zo SEM c.s. die nog wensen te gunnen, per 1 januari 2016 conform het toepasselijke aanbestedingsrecht te gunnen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Kort weergegeven heeft [appellante] aan haar vordering ten grondslag gelegd dat SEM dan wel [vestigingsnaam+nummer 1] moet worden aangemerkt als een aanbestedende dienst in de zin van de Aanbestedingswet 2012 (Aw 2012) en dat de concessies voor abri's respectievelijk reclame-info-objecten een duidelijk grensoverschrijdend belang hebben als bedoeld in artikel 1.7, aanhef en sub c Aw 2012, zoals die wet luidde tot 1 juli 2016. Bij de gunning van de concessies hadden daarom de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid, non-discriminatie, transparantie en proportionaliteit in acht moeten worden genomen. Nu SEM c.s. dat niet hebben gedaan handelen zij jegens [appellante] onrechtmatig, aldus laatstgenoemde.
Exterion, die als tussenkomende partij in het geding in eerste aanleg is toegelaten, heeft na wijziging van eis gevorderd SEM c.s. te gebieden uitvoering te geven aan de met haar in 2015 gesloten concessieovereenkomst inzake reclame-info-objecten conform de in die overeenkomst opgenomen voorwaarden, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.2.Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vordering van [appellante] afgewezen. De voorzieningenrechter heeft daartoe overwogen (onder meer en kort gezegd) dat niet aannemelijk is geworden dat SEM een publiekrechtelijke instelling is als bedoeld in artikel 1.1 Aw 2012, omdat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat SEM in 2015, het jaar waarin de nieuwe concessieovereenkomsten tot stand zijn gekomen, in hoofdzaak door de gemeente is gefinancierd. Ook is volgens de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat de verleende concessies een duidelijk grensoverschrijdend karakter hebben als bedoeld in artikel 1.7 onder c Aw 2012, omdat in het verleden (slechts) in Nederland gevestigde rechtspersonen hebben getracht de concessie te verkrijgen.
De afwijzing van de vordering van [appellante] en de overwegingen die daartoe hebben geleid brengen mee dat ook de vordering van Exterion zal worden afgewezen, aldus de voorzieningenrechter.