3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- [appellant] , geboren op [geboortedatum] 1961, is op 16 oktober 1979 bij SIM in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 40 uur per week. Zijn laatste functie was bankwerker, het bruto salaris bedroeg laatstelijk € 3.382,39 per maand exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.
- Op 9 maart 2010 heeft zich op de werkplek een ongeval voorgedaan, waarbij [appellant] zijn linkerknie verdraaide, de voorste kruisband van die knie afscheurde en een mediale band werd opgerekt. [appellant] heeft SIM ex artikel 7:658 BW aansprakelijk gesteld voor het ongeval en de gevolgen daarvan. [appellant] is per 9 maart 2010 100% arbeidsongeschikt gemeld.
- In februari 2011 is [appellant] geopereerd aan zijn knie. Na de operatie is [appellant] volledig arbeidsongeschikt geweest. Per 30 mei 2011 is [appellant] deels weer aan het werk gegaan. Per 30 augustus 2011 werkte [appellant] 2 uur per dag.
- Op 30 augustus 2011 heeft de bedrijfsarts [bedrijfsarts 1] een functionele mogelijkheden lijst (“FML”) opgesteld (productie 2 inleidende dagvaarding) en een Eerstejaars evaluatie opgesteld. Hij vermeldt daarin onder meer:
“Stand van zaken (…) Maar we zijn nu 3 maanden na de start van de arbeidsrevalidatie, en het lukt helaas niet om verder op te bouwen dan tot 3-4 uur per dag (…)”
“Advies (…) Onderzoek vast onderling of u een alternatieve functie heeft voor de heer [appellant] . Kernpunt daarbij is dat hij daarbij veel meer/vaker moet kunnen zitten dan in zijn eigen werk (…)”.
Er worden in de FML “matige” beperkingen vastgesteld op het vlak van duwen of trekken, tillen of dragen, traplopen, klimmen, knielen of hurken, staan en geknield of gehurkt actief zijn.
- Op 3 november 2011 brengt de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 1] een rapport uit van het arbeidskundig re-integratie onderzoek (productie 3 inleidende dagvaarding). Daarin wordt onder andere het volgende aangegeven:
“Conclusie
-De werknemer is niet geschikt voor het eigen werk in de volle omvang bij de eigen werkgever.
-Het eigen werk is niet passend te maken door voorzieningen of aanpassingen.
-De werknemer is wel geschikt voor ander werk bij de eigen werkgever, namelijk het zittend werk dat nu uitgevoerd wordt. Dat werk is echter onvoldoende om te komen tot een invulling met voldoende loonwaarde.
-De werknemer is wel geschikt voor passende arbeid op de arbeidsmarkt, het vervolgtraject zal via een re-integratiebureau in gang gezet kunnen worden (…)”
“Verzuimhistorie
(…) Vanaf 30 augustus 2011 voor 2 uur per dag. Daarbij is sprake van werkzaamheden op een lager niveau (…)”
“(…) Loonkundig gezien is er sprake van 12,5% loonwaarde (…)”
“Functiebelasting (…)
(…) Bij de werkgever worden omvangrijke objecten geproduceerd, zoals staalconstructies voor bedrijfsgebouwen en hekwerken. Er is geen seriematig werk, waardoor het lastig wordt om bepaalde werkzaamheden voor de werknemer te reserveren. Alle werkzaamheden worden staand verricht. Slechts incidenteel kan er gebruik worden gemaakt van een werkstoel (…)”
“Gesprek met de werknemer
Visie op beperkingen en mogelijkheden
De werknemer geeft aan dat hij slechts in zeer beperkte mate bij de huidige werkgever kan werken. Hij geeft aan dat hij alle ondersteuning heeft gehad die hij nodig had, maar dat er te weinig werk voor hem gereserveerd kan worden (…)”.
- Naar aanleiding van vragen van de verzekeringsgeneeskundige van het UWV omtrent de stappen die door de bedrijfsarts zijn ondernomen ten aanzien van de verwachtingen omtrent de belastbaarheid na de knieoperatie bericht die bedrijfsarts, [bedrijfsarts 1] , in zijn e-mail van 3 februari 2012 (productie 4 bij inleidende dagvaarding) onder meer dat de vertraging met name kwam door de traag verlopende medische diagnostiek en behandeling. Verder schrijft [bedrijfsarts 1] nog het volgende:
“(…) Wat ik er nog wél bij wil opmerken dat er veel druk op de heer [appellant] werd en wordt gelegd door zijn werkgever, die feitelijk geen passend werk heeft en daarom de heer [appellant] (maar dan in minder uren) zijn eigen werk laat doen. Een echt niet optimale situatie, maar bij deze werkgever geen uitzondering (wellicht kent u het bedrijf? En anders uw collegae waarschijnlijk wel) (…)”.
- Op 13 februari 2012 heeft het UWV aan SIM een loondoorbetalingssanctie opgelegd voor de duur van 1 jaar, te weten tot 5 maart 2013 (productie 5 bij inleidende dagvaarding).
- Bij het besluit van het UWV is een rapport van de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige 2] van 7 februari 2012 gevoegd. Die schrijft onder meer in de samenvatting dat de inspanningen van SIM onvoldoende zijn omdat kansen zijn gemist in het kader van re-integratie. Het 2e spoortraject had eerder dienen te worden ingezet. De werkgever moet structurele mogelijkheden zoeken in het 1e spoor en zo nodig het 2e spoortraject starten en afronden.
In het rapport vermeldt de arbeidsdeskundige ook dat [appellant] 2 x 4 uur per week (moet overigens 4 x 2 uur zijn, hof)
“in het eigen werk”werkt. Het rapport vermeldt verder o.a.:
“Gesprek met werknemer
(…) Hij is van mening dat de re-integratie zeer slecht is verlopen. Hij wilde graag opbouwen in aangepast werk. Zijn werkgever had geen aangepaste (zittende) werkzaamheden en zodoende is getracht hem te laten opbouwen in het eigen werk. De opbouw stagneerde op bepaald moment (….). De werknemer wilde per 4-1-2012 uitbreiden naar 4 uur per dag in het eigen werk om af te tasten hoe de knie het zou houden. De werkgever heeft hem dit echter verboden. Werknemer wil niets liever dan opbouwen in het eigen werk (…)”.
- [appellant] heeft o.a. bij de bedrijfsarts [bedrijfsarts 1] aangekaart dat hij meer uren wil werken. De bedrijfsarts schrijft hierover in zijn rapportage van 30-11-2012 (productie 6 bij inleidende dagvaarding) het volgende:
“(…) Periodieke evaluatie. (…) Verslag
Op 2 u pdg houden (= 2 uur per dag, hof). Looppatroon nog steeds fors gestoord. Wn vertelt dat hij al die tijd 2 uur per dag is blijven werken, terwijl hij regelmatig aan wg vroeg of hij dit mocht uitbreiden. Dat mocht niet. Hij vraagt dit nu aan mij. Maar ik vind het niet medisch verantwoord. Hij wil graag 4 uur per dag uitbreiden om zo zijn kans op in dienst blijven te vergroten, maar zijn eigen werk is gewoon niet passend. Hij vraagt dus feitelijk, ook met die 2 uur per dag, teveel van zijn knie (…)”.
- [appellant] heeft op 8 december 2012 een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd over de re-integratie-inspanningen van SIM. Op 19 februari 2013 (productie 9 bij inleidende dagvaarding) bericht het UWV dat er geen deskundigenoordeel kon worden gegeven, omdat er geen eenduidig beeld bestond over het aanbod passende arbeid bij werkgeefster. De verzekeringsarts geeft blijkens het bijgevoegde rapport arbeidsdeskundige aan dat het jammer is dat werknemer niet verder heeft kunnen opbouwen in aangepaste arbeid bij werkgever. De arbeidsdeskundige vermeldt dat volgens werknemer er bij goede planning en organisatie voldoende licht werk voor hem is om volledig te hervatten. Werkgever zegt volgens de arbeidsdeskundige dat men op advies van de bedrijfsarts het bij 2 uren per dag heeft gelaten. Er zou volgens de werkgever ook niet voldoende passende arbeid zijn en men kan niet de continuïteit in lichte werkzaamheden waarborgen.
Bij de rondgang door het bedrijf wordt door de arbeidsdeskundige geconstateerd dat het in het bedrijf gaat om grove metaalbewerking. Kijkend naar de huidige functionele mogelijkhedenlijst van de verzekeringsarts is werknemer aangewezen op arbeid waarbij zitten en staan in voldoende mate wordt afgewisseld, waarbij er ook beperkingen zijn in langdurig staan, knielen en hurken en zware lasten hanteren. Werknemer kan zich in deze visie vinden, aldus de arbeidsdeskundige.
- In zijn verslag van 17-12-2012 (productie 7 bij inleidende dagvaarding), opgemaakt op verzoek van het UWV omdat [appellant] om een deskundigenoordeel had verzocht (hij acht zich in staat meer dan 2 uren per dag te werken in zijn eigen werk dan hij van de werkgever mag), schrijft de bedrijfsarts dat zijn standpunt onveranderd is dat [appellant] in staat is om hele dagen passend werk te doen, conform het eerdere onderzoek dat hij had gedaan. Er is nog steeds sprake van een fors verstoord looppatroon bij 2 uur werken per dag.
- De verzekeringsarts [verzekeringsarts] heeft op 22 januari 2013 een medisch onderzoeksverslag uitgebracht (productie 10 bij inleidende dagvaarding). Hij schrijft daarin onder meer het volgende:
“Overwegingen
Op grond van eigen onderzoek en dossierstudie kan gesteld worden dat cliënt meer (dan de huidige 2) uren in eigen werk wil werken en daar de kans niet toe krijgt omdat dat volgens de bedrijfsarts medisch onverantwoord is en omdat zijn werk niet passend is. Cliënt wil in ieder geval de kans krijgen te laten zien wat hij kan (…)”.
“(…) Op basis van de huidige klachten en bevindingen bij onderzoek werd de functionele mogelijkhedenlijst vastgesteld. Cliënt is aangewezen op werk waarbij hij niet continu aaneen moet staan (geregeld eens kortdurend zitten om knie te ontlasten is aan te bevelen) en waarbij hij niet lang hurkend moet werken. Tillen is niet beperkt mits dat niet excessief is.”
- De aanvraag voor een WIA-uitkering door [appellant] is op 20 februari 2013 door het UWV afgewezen en zijn bezwaar tegen die beslissing is op 15 augustus 2013 ongegrond verklaard (productie 11 bij inleidende dagvaarding). Als bijlagen bij het besluit van het UWV zijn een medische rapportage van 18 juni 2013 en een arbeidsdeskundige rapportage van 14 augustus 2013 gevoegd. In de medische rapportage wordt onder meer het volgende geconcludeerd:
"(...) Bestudering van alle beschikbare gegevens alsmede eigen onderzoek geven geen aanleiding de primaire FML minimaal te herzien. In de primaire beoordeling is m.i. nagenoeg volledig rekening gehouden met blh's (belanghebbendes, hof) wat beperkte kniebelastbaarheid (...)". De conclusie van de verzekeringsarts luidt vervolgens onder andere dat [appellant] beschikt over benutbare mogelijkheden en dat hij een aantal beperkingen heeft ten opzichte van normaal functioneren. In het arbeidsdeskundig rapport wordt geconcludeerd dat ten aanzien van de WIA-claim er geen aanleiding is om anders te concluderen dan waartoe primair is besloten te oordelen. De door de arbeidsdeskundige vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid (minder dan 35%) wijzigt niet.
- [appellant] heeft vervolgens geen beroep ingesteld tegen de beslissing van het UWV op zijn bezwaar.
- [appellant] heeft zich op 27 maart 2013 beter gemeld bij SIM en zich bereid verklaard de bedongen arbeid te verrichten. SIM heeft geweigerd hem weder te werk te stellen.
- Op 6 juni 2013 heeft [appellant] SIM in kort geding gedagvaard en onder meer doorbetaling van zijn loon en wedertewerkstelling gevorderd. De kort geding rechter heeft bij vonnis van 1 juli 2013 de vorderingen van [appellant] afgewezen.
- De behandelend orthopedisch chirurg van [appellant] , [orthopedisch chirurg] , heeft op 12 juli 2013 een specialistenbericht geschreven aan de huisarts van [appellant] (productie 27 bij inleidende dagvaarding). Daarin schrijft de chirurg onder meer het volgende:
"(...) Zijn knie maakt het uitstekend. Er is geen sprake van hydrops noch instabiliteit. Hij heeft geen pijnklachten in de knie. Lichamelijk onderzoek van de linkerknie toont een afwezige hydrops, een volledig bewegingstraject van de knie bij een goede stabiliteit na voorste kruisbandreconstructie. Er is geen sprake van een Pivoterend moment. Er is een restinstabiliteit van de mediaal collateraal band, verwijzend naar mijn vorige correspondentie, reeds verwacht werd. Al met al lijkt de belastbaarheid van de knie goed. Er is geen reden tot verder orthopedisch vervolg (...)".
- Bij brief van 9 september 2013 heeft traumachirurg [traumachirurg] onder meer aan [appellant] bericht (productie 28 bij inleidende dagvaarding):
Samenvatting. (…) Patiënt kan de werkzaamheden, waarvoor hij wordt ingezet, voldoende uitvoeren en daarnaast is er voldoende ruimte voor sportbeoefening. Bij lichamelijk onderzoek wordt geen restinstabiliteit gevonden, behoudens een graad I instabiliteit van de mediale collaterale band, hetgeen onafhankelijk is van de uitgevoerde reconstructie van de voorste kruisband.”
Beoordeling. (…) op dit moment gesteld kan worden dat patiënt bij kniebelastende activiteiten geen reactie ondervindt en bij onderzoek op 26-08-2013 er een slanke knie wordt gezien zonder hydrops en zonder restinstabiliteit alsmede met een normale functie. (…)
N.a.v. het door mij uitgevoerde onderzoek beoordeel ik de linkerknie als goed belastbaar en adviseer ik een nieuw arbeidsgeneeskundig onderzoek, waarbij de belastbaarheid van de patiënt moet worden afgezet tegen de belasting die hij ondervindt in zijn werk als constructiebankwerker”.
- Op 26 juni 2014 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen (waarover hierna meer). Naar aanleiding van de bij dit vonnis gegeven bewijsopdracht zijn op verzoek van [appellant] twee rapporten opgesteld, te weten het rapport van bedrijfsarts [bedrijfsarts 2] (productie 34 bij conclusie na bewijsopdracht van [appellant] ) en van de arts [medisch adviseur] van Medisch adviesbureau [medisch adviesbureau] (productie 35 bij conclusie na bewijsopdracht van [appellant] ).
Het rapport van [bedrijfsarts 2] vermeldt onder meer:
“(…) Het oordeel van de bedrijfsarts, de verzekeringsarts en de verzekeringsarts van Bezwaar en Beroep (van UWV, hof) is duidelijk. De aard van de werkzaamheden is een doorslaggevende factor in het oordeel dat de werknemer niet volledig arbeidsgeschikt kan worden geacht (…)”.
“(…) Ten aanzien van de medische beoordeling van het UWV zie ik geen aanleiding een ander standpunt in te nemen. Medisch gezien is voldoende te onderbouwen dat werknemer is aangewezen op kniebesparende werkzaamheden (…)”.
“(…) Het feit dat werknemer op deze gronden (kennelijk wordt gedoeld op de beperkingen uit de zogenaamde functionele mogelijkhedenlijst, hof) niet geschikt wordt geacht voor zijn maatgevende functie acht ik plausibel. Ben echter wel van mening dat indien werknemer aangeeft zijn werkzaamheden te kunnen vervullen, laatstgenoemde op zijn minst de gelegenheid dient te worden geboden om dit in de praktijk te tonen. Redelijkerwijs is hem een re-integratie op het 1e spoor onthouden. Een re-integratie op het 1e en 2e spoor had in deze passend geweest (…)”.
Het rapport van [medisch adviseur] vermeldt onder andere het volgende:
“(…) Ik ben van mening dat het zeer aannemelijk is dat het eigen werk, volledig staand en voor het overige ook met de nodige kniebelasting, zodanig zwaar is dat betrokkene daarvoor aannemelijk niet meer geschikt geacht kan worden, ook niet na medio 2012. Echter, gelijktijdig is hetzeer goed mogelijkdat betrokkene wel geschikt was voor “eigen aangepast werk”, waaronder verstaan moet worden eigen werk waarbij dan alleen “licht werk” verricht wordt en waarbij betrokkene dus vaker kan “zitten” en minder vaak hoeft te tillen, etcetera. Ik wijs er op dat de feitelijk persisterende knie-beperkingen relatief licht zijn en dat er dus aanzienlijke restmogelijkheden moeten zijn voor arbeid (…)”.
“(…) Het finale antwoord op de vraag of betrokkene inderdaad terecht hersteld gemeld kon worden per 27-3-2013 kan ik niet geven. Dat is niet omdat er op medische gronden onvoldoende duidelijk zou zijn; die duidelijkheid is er immers wel. De reden is dat ook ik niet kan overzien of het “lichte werk” (eigen werk als bankwerker) inderdaad nu wel of niet beschikbaar is bij de eigen werkgever (…)”.
“Conclusie(s)/advies
(…) Ik geef een aanvullend arbeidsdeskundig onderzoek in overweging. ”
- ASR Schadeverzekeraar N.V. heeft namens SIM met [appellant] in het kader van de afwikkeling van de gevolgen van het ongeval een vaststellingsovereenkomst gesloten, die op 4 juli 2015 door [appellant] en op 20 juli 2015 door ASR is getekend (productie 1 bij memorie van antwoord).
- De arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en SIM duurt nog steeds voort.
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde/vordert [appellant] dat de kantonrechter/het hof SIM, bij vonnis/arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
A. veroordeelt tot betaling van het achterstallige loon over de periode van 27 maart 2013 tot en met 31 december 2013, gelijk aan het netto equivalent van € 30.987,05 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en emolumenten;
B. veroordeelt tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% over het sub A gevorderde loon en de vakantietoeslag;
C. veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de vordering vermeld onder A., te rekenen vanaf 27 maart 2013, althans vanaf heden, tot aan de dag der algehele voldoening;
D. beveelt om maandelijks, te beginnen per 1 januari 2014, aan [appellant] op de gebruikelijke wijze te voldoen het netto-equivalent van het maandsalaris van
€ 3.382,39 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en emolumenten, zonder verrekening, totdat de dienstbetrekking op een rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd;
E. veroordeelt om [appellant] binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis/arrest weder tewerk te stellen en toegang te verschaffen tot het pand aan [het adres] te [vestigingsplaats] , op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500,-- per dag met een maximum van € 10.000,--, althans een door de kantonrechter/het hof in goede justitie vast te stellen dwangsom voor iedere dag dat SIM dit bevel niet nakomt;
F. veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Als gevolg van een ongeval in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij SIM op 9 maart 2010 is [appellant] arbeidsongeschikt geworden. In februari 2011 is hij in verband met opgelopen letsel aan zijn knie geopereerd. Per 30 mei 2011 heeft [appellant] zijn eigen werkzaamheden gedeeltelijk hervat. Met ingang van 5 maart 2013 heeft SIM de loonbetaling gestaakt. Op 27 maart 2013 heeft [appellant] zich hersteld gemeld en heeft hij verklaard bereid en in staat te zijn om zijn werkzaamheden bij SIM te hervatten. [appellant] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling dat hij hersteld is, onder meer naar de brief van de orthopedisch chirurg [orthopedisch chirurg] van 12 juli 2013 (productie 27 bij inleidende dagvaarding) en naar de rapportage van [traumachirurg] , traumachirurg, van 9 september 2013 (productie 28 bij inleidende dagvaarding) (zie hiervoor onder 3.1). SIM heeft ten onrechte geweigerd hem weder te werk te stellen, noch in zijn eigen werk noch in ander passend werk, en heeft de loonbetaling ten onrechte niet hervat, aldus [appellant] .
3.2.3.SIM heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.In het tussenvonnis van 26 juni 2014 heeft de kantonrechter [appellant] in de gelegenheid gesteld om, met alle middelen rechtens en in de eerste plaats met een rapport van de bedrijfsarts, te bewijzen dat hij geschikt is de bedongen arbeid te verrichten, en per welke datum.
3.3.3.In het eindvonnis van 15 januari 2015 heeft de kantonrechter [appellant] niet in de bewijslevering geslaagd geacht.
Op grond daarvan heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.