Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Stichting Amphia,gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
Onderlinge Waarborgmaatschappij voor Instellingen in de Gezondheidszorg Medirisk B.A.,gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/277601/HA ZA 14-140)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven van 4 augustus 2015 met een productie;
- de memorie van antwoord van 13 oktober 2015;
- het schriftelijk pleidooi op 19 april 2016, waarbij beide partijen pleitnota’s indienden;
- de reactie van 3 mei 2016 van het ziekenhuis c.s. op de pleitnota van [appellant] ;
- de akte uitlating pleitnota van 3 mei 2016 van [appellant] .
3.De beoordeling
Gezien het inzage- en blokkeringsrecht verzocht U(hof: [chirurg 3] bedoelt hier de aan ARAG verbonden medisch adviseur van [appellant] )
mij de conceptrapportage eerst betrokkene toe te zenden. (…)Om deze redenen heb ik hem vandaag het voorlopige rapport toegestuurd.”
Zijn rapportage[hof: het rapport van [chirurg 3] ]
viel eerder deze week op de mat. Ofschoon ingecalculeerd, viel zijn rapportage naar onze mening uit in het voordeel van de tegenpartij. Wij kunnen uiteraard de zaak niet medisch beoordelen, maar feit was en is, dat er feitelijk een aantal onwaarheden zijn en als dit rapport ingeleverd wordt, blijven.(…)Het rapport zoals het er nu ligt willen wij dan ook niet accorderen! Vraag is, hoe nu verder? Daar de arts gemeld heeft zonder tegenbericht dit rapport binnen 2 weken door te sturen, willen wij graag op zeer korte termijn met u in contact treden.”
Als er feitelijke onjuistheden in het rapport staan, dan is de juiste weg om dit de deskundige te berichten en om een aanpassing te vragen.(…) Het is ook zo, dat dit een gezamenlijk deskundigenonderzoek is. Als u het rapport blokkeert, gaat dit met Medirisk een groot probleem geven.”
Kortom wij hebben een probleem met dit rapport. Graag vernemen wij(hof: [appellant] en zijn echtgenote)
van u op korte termijn wat te doen.”
(…) is het de normale gang van zaken, dat als een client op- of aanmerkingen heeft, dit allereerst aan de expertisearts bekend wordt gemaakt. Die is dan in de gelegenheid om de bezwaren te bestuderen, te wegen en – indien akkoord – het concept aan te passen. (…)
Op uw verzoek heb ik mijn expertiseverslag enige tijd uitgesteld. De betrokkenen gaan zich nu roeren omdat het te lang op zich laat wachten. (…) Indien u niet akkoord bent, zou ik graag van u willen weten waarom niet en wat verder de bedoeling is.”
Ik heb het stuk van uw huisarts ontvangen. (…) Er bestaat de mogelijkheid, dat [chirurg 3] hierop verder niet zal in gaan en achter zijn rapportage zal blijven staan. In dat geval komt u toch voor de keus te staan wat te doen. Vrijgeven of blokkeren. Geeft u de rapportage vrij dan is het uiteraard te verwachten, dat Medirisk geen aansprakelijkheid zal erkennen. [medisch adviseur ARAG](hof: medisch adviseur bij ARAG)
ziet ook geen aansprakelijkheid (…)Blokkeert u, dan wordt het niet veel anders. Medirisk krijgt dan te maken met geblokkeerde rapportage en zal zich op het standpunt stellen, dat deze blijkbaar negatief voor u is uitgevallen. Zij zal dan de aansprakelijkheid afwijzen. Net zoals hierboven ziet [medisch adviseur ARAG] geen aansprakelijkheid (…).
(…) op verzoek van de heer [appellant] is het versturen van de rapportage enige tijd uitgesteld. Hij heeft uiteindelijk zijn huisarts laten meekijken en gezien onduidelijkheden over het postoperatieve beloop na de appendectomie bij hen heb ik de relevante zaken uit het medische en verpleegkundige dossier toegevoegd. Er zijn geen grote of essentiele wijzigingen doorgevoerd. De eerste versie van het verslag is ter beschikking.
3.Was het ontslag op 12 december 2006 terecht?Er waren geen symptomen die wezen op het ontstaan van een abces, de patiënt was mobiel en kon zichzelf verzorgen, de temperatuur was normaal en de darmen waren op gang. Hem was paracetamol gegeven voor de pijn (een lichte pijnstilling) die hij vervolgens niet innam (verpleegkundige rapportage) en hij ging “zonder problemen” met ontslag. Het ontslag was terecht. Overigens stelt de heer [appellant] dat hem nooit is gezegd bij koorts terug te komen.(…)
12.Welke beperkingen zouden er zijn geweest bij een correcte behandeling?
1. De heer [appellant] is van mening dat het beloop anders zou zijn geweest als hij langer in de kliniek was gebleven en als er eerder diagnostiek was gedaan. Ik heb eerder vermeld dat bloedonderzoek twijfelachtig nuttig was geweest (…) Als er op de vierde dag post operatief(hof: na de appendectomie)
een echo was gemaakt, dan was het hematoom gezien en zou het abces niet te onderscheiden zijn geweest. Indien toch wel, dan zou het een abces kleiner dan 5 cm zijn geweest (…) Behandeling voor die grootte is niet geïndiceerd en zou het ontslag beleid niet hebben veranderd. Patiënt probeert via allerlei details zijn gelijk te onderstrepen, maar medisch gezien is het beleid juist. (…)
Het risico op overlijden is hierdoor onnodig vergroot. Ik acht aannemelijk dat het beloop na laparotomie gunstiger zou zijn geweest bij eerder ingrijpen.”
Concreet maakt(e) [appellant] de behandelend artsen drie verwijten:
nadathet rapport naar aanleiding van vragen van de huisarts van [appellant] was aangepast. Dat komt doordat [chirurg 3] in strijd met de Richtlijn de concept-fase en de fase waarin partijen commentaar kunnen leveren als één fase heeft beschouwd. [chirurg 3] is op een aantal vragen van de huisarts helemaal niet ingegaan en hij had in ieder geval moeten aangeven waarom niet (grief II).
Na een ongecompliceerde laparoscopische appendectomie is een Hb daling van 10.2 naar 7.9 toch een behoorlijke daling”).
geen indicatie voor verder onderzoek”, “
het postoperatief beloop tot aan het ontslag op 12 december 2006 is uitgevoerd op een wijze die men mag verwachten van een redelijk bekwame vakgenoot onder dezelfde omstandigheden”) onjuist is. [chirurg 3] heeft die conclusie (aangehaald in rov. 3.1.17) naar het oordeel van het hof voldoende toegelicht en onderbouwd. Overigens wijken de conclusies van de eenzijdig door [appellant] ingeschakelde deskundigen [chirurg 4] (bij vraag 3: “
Geen reden voor verder onderzoek. Geen reden voor verlengde klinische opname”) en [chirurg 5] (bij vraag 4: “
het gekozen beleid is vrij standaard en goed verdedigbaar”) op dit punt niet van die van [chirurg 3] af. Ten slotte neem het hof in aanmerking dat, zoals ook de rechtbank opmerkt, [appellant] bij de comparitie in eerste aanleg heeft verklaard dat [chirurg 3] heeft gezegd dat hij “
het vreemd vond” dat er voor ontslag geen nader onderzoek was gedaan. Dat is iets anders dan een onderbouwde en definitieve beoordeling van het medisch handelen tot aan ontslag. Gelet op het voorgaande kan het door [appellant] op dit punt gestelde, ook indien bewezen, niet tot toewijzing van zijn vordering leiden. Bewijslevering is dan ook niet aan de orde.
een gemiste kans op een mogelijk gunstiger beloop” tot gevolg had, ontbreekt. Een en ander komt de eventueel aan die rapportage toe te kennen waarde niet ten goede. In ieder geval acht het hof die rapportage van onvoldoende gewicht om aan de conclusies van [chirurg 3] voorbij te gaan. In de conclusie van de andere, eenzijdig door [appellant] ingeschakelde deskundige, [chirurg 5] , leest het hof, anders dan [appellant] , geen oordeel dat de laparotomie te laat is uitgevoerd. Integendeel. [chirurg 5] schrijft naar aanleiding van de vraag “
(verwijtbaar) delay in het uitvoeren van de laparotomie?”:
Achteraf gezien is de eerste beperkte drainage van het abces onvoldoende geweest. De keuze om lokaal beperkt te draineren en niet meteen met een laparotomie is zeer wel verdedigbaar, en heeft zelfs de voorkeur bij een gelokaliseerd abces. Een laparotomie geeft weliswaar een betere mogelijkheid om alles te verwijderen, maar heeft meer risico’s van het verspreiden van een gelokaliseerde infectie, darmletsels, en buikwandproblemen. Het komt wel vaker voor dat het gunstige effect van een abcesdrainage en antibiotica wat langer op zich laat wachten. (…)