In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 november 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 september 2015. De Rechtbank had het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013 niet-ontvankelijk verklaard. Tijdens de zitting op 2 november 2016 zijn de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst gehoord. Het Hof heeft geoordeeld dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd. Het Hof heeft de inspecteur opgedragen om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift van belanghebbende. Tevens is de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 992. Het Hof heeft de proceskosten berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de factor gewicht van de zaak op 0,5 is gesteld, gezien het feit dat enkel de ontvankelijkheid van het bezwaar in geschil was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na de verzenddatum.