ECLI:NL:GHSHE:2016:5168

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
21 november 2016
Zaaknummer
15/01182
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 november 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 september 2015. De Rechtbank had het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013 niet-ontvankelijk verklaard. Tijdens de zitting op 2 november 2016 zijn de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst gehoord. Het Hof heeft geoordeeld dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd. Het Hof heeft de inspecteur opgedragen om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift van belanghebbende. Tevens is de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 992. Het Hof heeft de proceskosten berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de factor gewicht van de zaak op 0,5 is gesteld, gezien het feit dat enkel de ontvankelijkheid van het bezwaar in geschil was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01182
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 3 september 2015, nummer AWB 15/1848, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2013 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

Onderzoek ter zitting

De zitting heeft plaatsgehad op 2 november 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [B] .
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 16 november 2016, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het hoger beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
  • verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • draagt de Inspecteur op om opnieuw uitspraak op het bezwaarschrift van belanghebbende te doen;
  • gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 168 vergoedt;
  • veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 992.

Gronden

Ten aanzien van het geschil
1. Partijen hebben ter zitting eenparig geconcludeerd dat het bezwaar ten onrechte niet‑ontvankelijk is verklaard, zulks naar het oordeel van het Hof terecht.
2. De uitspraak op bezwaar dient derhalve te worden vernietigd. Het Hof zal de Inspecteur opdragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.
Slotsom
3. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de Rechtbank dient te worden vernietigd.
Ten aanzien van het griffierecht
4. Nu de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur worden vernietigd, dient de Inspecteur aan belanghebbende het door haar ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 45 respectievelijk € 123 te vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
5. Nu de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur worden vernietigd, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot betaling van een tegemoetkoming in de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
6. Voor dat geval heeft de Inspecteur geconcludeerd tot een forfaitaire vergoeding conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Het Hof stelt de tegemoetkoming in de proceskosten daarom voor het beroep bij de Rechtbank, op 2 (punten) x € 496 (waarde per punt) x 0,5 (factor gewicht van de zaak), is € 496, en voor het hoger beroep bij het Hof, op 2 (punten) x € 496 (waarde per punt) x 0,5 (factor gewicht van de zaak), is € 496, in totaal derhalve op € 992. In de omstandigheid dat in deze zaak slechts de ontvankelijkheid van het bezwaar in geschil is, ziet het Hof reden de factor gewicht van de zaak op 0,5 te stellen.
7. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit heeft gemaakt.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door T.A. Gladpootjes, voorzitter, P. Fortuin en W.A. Sijberden, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 november 2016.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op:21 november 2016
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH
‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.