Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 18 juli 2016;
- het verweerschrift inclusief incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 15 september 2016;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 26 september 2016;
- een V6-formulier van [appellant] met producties, ingekomen ter griffie op 30 september 2016;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 14 april 2016;
3.De beoordeling
[appellant] heeft gesteld dat er sprake is van opvolgend werkgeverschap. Dit wordt door [grond- en sloopwerken] in hoger beroep niet langer betwist en staat daarmee vast.
- naar het hof begrijpt, de ontbindingsdatum te wijzigen in 1 juni 2016 met veroordeling van [grond- en sloopwerken] tot betaling aan [appellant] van primair het salaris over de periode van 15 mei 2016 tot 1 juni 2016, inclusief de vakantietoeslag en een vergoeding voor in die periode opgebouwde vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en subsidiair de gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [grond- en sloopwerken] te veroordelen tot betaling aan [appellant] van een transitievergoeding van € 60.300,- bruto en een billijke vergoeding van € 54.920,- bruto, beide vergoedingen te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [grond- en sloopwerken] te veroordelen om correcte salarisspecificaties over de maanden januari 2016 tot en met april 2016 aan [appellant] toe te zenden, op straffe van een dwangsom;
- [grond- en sloopwerken] te veroordelen in de proceskosten.