In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep over de vraag of er een opschortende voorwaarde was overeengekomen bij de koop van een woning. De appellante, vertegenwoordigd door mr. R.G. Degenaar, betwistte de stelling van de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. J.F. Bienfait, dat zij bij de koopovereenkomst een opschortende voorwaarde hadden bedongen die inhield dat de geïntimeerden hun eigen woning eerst moesten verkopen. Het hof had eerder in een tussenarrest van 16 februari 2016 de geïntimeerden toegelaten om aanvullend bewijs te leveren van hun stellingen. De procedure omvatte ook een beoordeling van de bewijslastverdeling, waarbij het hof oordeelde dat de bewijslast op de geïntimeerden rustte, aangezien de appellante de opschortende voorwaarde gemotiveerd had betwist. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was geleverd door de geïntimeerden om hun stelling te onderbouwen. In de uitspraak van 15 november 2016 werd bepaald dat de geïntimeerden in de gelegenheid werden gesteld om aanvullend bewijs te leveren, en dat getuigen zouden worden gehoord door raadsheer-commissaris mr. Y.L.L.A.M. Delfos-Roy. De zaak werd verwezen naar de rol voor verdere procedurele stappen.