In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 september 2015, waartegen appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Zwart, hoger beroep heeft ingesteld. De rechtbank had bij tussenvonnis van 24 februari 2016 tussentijds hoger beroep opengesteld, maar het hof oordeelde dat de appeltermijn voor het tussenvonnis van 9 september 2015 niet in acht was genomen. Appellant stelde dat de termijn pas begon te lopen op de datum van het tussenvonnis van 24 februari 2016, maar het hof oordeelde dat dit niet in overeenstemming was met de geldende procesregels. Het hof concludeerde dat het appel niet-ontvankelijk was, omdat het exploot van hoger beroep na afloop van de appeltermijn was uitgebracht. De slotsom was dat appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep en veroordeeld werd in de proceskosten van het hoger beroep, die aan de zijde van geïntimeerde werden begroot op € 314,-- aan griffierecht en € 447,-- aan salaris advocaat. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 november 2016.